De authenticiteit van de Kindsheidverhalen

Engelen

In de Bijbel staan zeer veel verhalen waarin engelen voorkomen. Zij worden gedefinieerd als zuiver geestelijke wezens die God en de mensen dienen en de gevallen engelen of duivels bestrijden. Regelmatig brengen zij goddelijke boodschappen over, of kondigen zij op handen zijnde gebeurtenissen aan. Soms treden zij actief op, zoals bij de bevrijding van Petrus en Cornelius (Handelingen, 5:19, 10:3), of bij de strijd van Jacob met een engel waarbij zijn heup ontwricht geraakte (Gen. 32:23-33). In de Bijbel komen zij zo veel voor dat zij als het ware inherent deel uitmaken van zowel het Oude als het Nieuwe Testament. “… Zijn ze (de engelen) niet allen dienende geesten, uitgezonden tot hulp van hen die de zaligheid zullen beërven” schrijft Paulus in zijn brief aan de Hebreeën(1:14). Maar aan zuiver geestelijke helpers of boodschappers hebben historisch-kritische geleerden doorgaans geen boodschap. Ofwel worden ze automatisch geklasseerd tussen de opsmukkende godsvruchtige verzinsels, ofwel “getransmuteerd” van geestelijke wezens tot symbolische creaties, om vervolgens te worden geïntegreerd in vrije tekstinterpretaties, in de overtuiging dat dit de enige verantwoorde manier is om er wetenschappelijk mee om te gaan.

Het resultaat hiervan was een onafgebroken reeks aan “Copernicaanse” omwentelingen in de theologische bestudering van de Bijbelverhalen, waarvan voorheen soms al te letterlijke lezingen plaats moesten ruimen voor een stortvloed aan interpretatieve bedenksels. Soms mondden die uit in bijna het tegenovergestelde van wat er letterlijk opgetekend staat. Geen enkele Bijbelse auteur, van Mozes tot de evangelisten, kon met de historisch-kritische methodiek nog ontsnappen aan de vooronderstelling metaforisch bedoelde teksten geschreven te hebben. Komt er een engel aan te pas, dan gaan er automatisch kritische knipperlichtjes aan en wordt de zoektocht naar de eigenlijke betekenis van het verhaal ingezet, gebruik makend van associaties en vergelijkingen met andere Bijbelse of antieke bronnen. Van de letterlijke Bijbelteksten blijven er dan al vlug niet veel meer dan puzzelstukjes over, klaar voor “wetenschappelijke” recombinatie en herinterpretatie.

Om uit de aldus ontstane theologische chaos te geraken is er maar één gezonde remedie. Men moet opnieuw de Bijbelverhalen durven lezen zoals de oorspronkelijke auteurs ze zelf begrepen en bedoeld hebben. Zij hadden met hun geschriften zeker geen wetenschappelijke pretenties en baseerden die niet op een universitaire scholing, maar vooral op een groot geloof, minder abstract en veel meer concreet dan dat van de meeste moderne theologen. Als zij over engelen schreven dan was dat niet om hun verhaal een bovennatuurlijk kleedje aan te passen, maar simpelweg omdat engelen integraal deel uitmaakten van hun gelovige visies en tradities. In zekere mate kan men dit vergelijken met de denkwereld van de nu nog bestaande animistische volken, die natuurfenomenen om hen heen koppelen aan geestelijke krachten. Ook Christus zelf wordt door de evangelisten en apostelen niet beschreven als een revolutionaire of reactionaire volksleraar, gemakkelijk te integreren in een postmoderne “verlichte” kijk op het bestaande, maar als iemand die met gezag over engelen sprak (cf.  Mt. 18:10) en door hen bijgestaan werd (o.a. bij zijn angstvolle innerlijke strijd in Gethsemane). De gevallen engelen bestreed Hij (cf. Mt. 8:16, Mc. 5:18-20, enz.)

Engelen bekleden op een vanzelfsprekende wijze hun plaats in de Bijbelse verhalen en dus ook in die over de geboorte en kindsheid van Jezus. In het eerste hoofdstuk van het evangelie van Lukas lezen wij het nogal gedetailleerde relaas van de verschijning van de “engel des Heren Gabriël” aan Zacharias, die de tempel moest binnengaan om er wierook te offeren (Lk. 1). Lukas preciseert zelfs dat de engel rechts van het wierookaltaar stond. De taak van de engel was dubbel: hij moest Zacharias verwittigen dat hij vader ging worden op gezegende leeftijd en deze aankondiging was terzelfdertijd een geloofstest. Zacharias viel door de mand. Het gevolg was dat hij letterlijk ”met verstomming geslagen” werd tot na de geboorte van zijn zoon. Volgens de gebruiken wilde men de pasgeborene naar zijn vader Zacharias heten, of minstens naar een naast familielid, maar Zacharias eiste schriftelijk een andere naam. Ditmaal deed hij wat de engel van hem verwachtte en noemde zijn zoontje Johannes, de naam waarmee dit “nakomertje” voor de rest van de tijden tot de wereldgeschiedenis zou gaan behoren.

De engel Gabriël speelt in dit verhaal dus een cruciale rol, vermits er zonder hem geen voor de hand liggende verklaring is voor de verstomming van Zacharias en voor het feit dat zijn zoon een andere naam kreeg dan gebruikelijk. Men kan dit verhaal, zoals ontelbare verhalen waarvan de geschiedkundige authenticiteit niet bewezen kan worden, gemakkelijk klasseren als “metaforisch” of “verkondigend bedoeld”. Maar dan moet men zich ook durven afvragen waarom het zo gedetailleerd moest zijn, zodanig dat het in hetzelfde evangeliehoofdstuk meer plaats in beslag neemt dan de aankondiging van de geboorte van Jezus, waarnaar de meeste aandacht zou moeten uitgaan. Ongetwijfeld leefden er ten tijde van Lukas nog veel familieleden en bekenden van Zacharias en Elisabeth, die rechtstreeks of onrechtstreeks van de gebeurtenissen bij de geboorte van Johannes de Doper wisten en die de evangelist dus eventueel op de vingers konden tikken. We laten het verder aan ijverige kritische exegeten over om daar een sluitend antwoord op te vinden en om de metaforische meerwaarde, of de verkondigende belangrijkheid, van al de details van dit verhaal op te sporen…

In hetzelfde hoofdstuk treedt Gabriël nogmaals op, ditmaal om aan de verloofde maagd Maria te melden dat zij spoedig zwanger zou zijn door de inwerking van de Heilige Geest. In tegenstelling tot haar aangetrouwde neef Zacharias doorstond Maria meer dan behoorlijk de geloofstest. Gabriël betekent “Kracht van God”, dezelfde Kracht die Maria zou overschaduwen en zwanger maken. Ook hier weer krijgt Maria de opdracht om haar toekomstige zoon een specifieke naam te geven: Jezus. In het toenmalige Aramees klonk dat als Jesjoea, in het Nederlands ook als Jozua uitgesproken. Het was in die tijd een heel gebruikelijke Joodse naam, die betekent “God redt” en dus heel toepasselijk is op Hem die we onze Verlosser mogen noemen. Ook ditmaal speelde de naamgeving blijkbaar een bepaalde rol. Binnen dit verhaal lijkt hij een aanduiding dat dit Kind door God is gewild met een uitzonderlijk reddende bedoeling en dat het niet op de gewone biologische wijze werd verwekt “uit de wil van vlees of man” (cf. Joh. 1, 13). Men kan hierin een door God zelf (en niet door de evangelist) ingegeven metaforische vingerwijzing zien: God zal via deze Joshua de mensheid redden, zoals een andere Joshua voorheen het uitverkoren volk vanuit de woestijn het Beloofde Land binnenleidde.

Overstappend naar Mattheus, zien we opnieuw een engel in actie komen. Ook Maria’s aanstaande bruidegom is intussen op de hoogte van haar zwangerschap. Er is niet veel inlevingsvermogen nodig om te weten hoe hij zich voelde, maar hij besluit op een waardige en rustige wijze in stilte van haar te scheiden. God had echter andere plannen en had voor deze diepgelovige man de belangrijke taak voorzien om voor de opgroeiende Jezus als een goede vader en gezinshoofd te zijn. Zijn engel brengt Jozef op andere gedachten en laat hem inzien dat Maria’s maagdelijkheid niet geschonden is. Evenals Maria gelooft hij de woorden van de engel en trouwt met haar, wetend dat zij een Zoon zal baren die Jezus zal genoemd worden. Spijtig genoeg vertellen de evangeliën ons niet veel meer over Jozef, de bijzondere uitverkorene, die verder discreet op de achtergrond blijft.

Matheus preciseert dat de engel aan Jozef verscheen “in een droom”. Dit detail is zeer interessant, want zowel aan Zacharias als aan Maria verscheen de engel terwijl zij wakker waren. Vergelijking met andere Bijbelse engelenverhalen leert dat er zowel sprake kan zijn van engelen in een droom (bv. aan Jozef vóór en aan het einde van de vlucht naar Egypte), als in wakkere toestand bij klaarlichte dag (bv. aan de vrouwen bij Jezus’ graf). Er worden in de Bijbel ook boodschappen rechtstreeks via dromen overgebracht. Men kan daaruit afleiden dat de vermoedelijke wijze waarop mensen engelen of andere bovennatuurlijke verschijnselen “zien” of “gewaarworden”, vergelijkbaar is met die waarop zij in een droom heldere driedimensionale beelden kunnen hebben welke door hun verstand, hun onderbewustzijn, of wat ook, worden geproduceerd (1).

De authenticiteit van zulke fenomenen is al moeilijk te achterhalen in het heden, laat staan in het verleden. Daar bestaat geen historisch-kritische methode voor, behalve als de verhalen erover zichzelf of elkaar tegenspreken, of een objectief aantoonbaar mythologisch, metaforisch of didactisch karakter hebben. Zij mogen dan ook niet aangewend worden om Bijbelverhalen waarin mirakelen voorkomen, arbitrair een historisch-kritische was-, opknap- of wegveegbeurt te geven, ook niet de evangelische kindsheidverhalen.

(1) In het artikel Wetenschappelijkheid en onverklaarbare godsdienstige verschijnselen, in de rubriek Geloof en Wetenschap, wordt het onderwerp “Engelen en visioenen” eveneens besproken.

Één reactie op “De authenticiteit van de Kindsheidverhalen”

Een betrouwbare gids in dit soort kwesties is paus-emeritus Benedictus XVI, in zijn trilogie “Jezus van Nazareth”, hierboven reeds vermeld. Daarin schrijft Benedictus op zeker ogenblik “dat de evangelisten geen leugenaars zijn”. Een betrouwbare zienswijze die veel gezonder aandoet dan alles te bekijken volgens de “historisch-kritische” methode. Van deze laatste methode weet je op voorhand dat ze tekort zal schieten. Want hoe ga je daar tegen de verrijzenis van Jezus aankijken ? Die kan de wetenschap niet bestuderen of begrijpen, vermits het gaat om een uniek gebeuren dat de gewone natuurkundige wetmatigheden overstijgt, maar toch een feit is dat door de apostelen wel degelijk vastgesteld werd.

Lucas was zonder twijfel de evangelist die het meeste belang hechtte aan historiek. Ongeveer twee jaar geleden werd in Israël een oude plaatsnaamsteen ontdekt bij opgravingen, die sommige historische gegevens uit het Lucas-evangelie bevestigen. Daar waar men voorheen dacht dat Lucas verkeerd was op dat punt.

Bij discussiepunten (bv. als er verschillen optreden tussen de diverse evangeliën) is het goed betrouwbare bronnen te raadplegen. Bedenk dan dat er nogal wat onbetrouwbare exegeten zijn.

Like

Plaats een reactie