27-03-2014
Oude en nieuwe godheden
Als men nagaat welke goden in de loop van de menselijke geschiedenis werden aanbeden, dan valt het op dat zij allemaal een functie hadden die in verband stond met specifieke fysische of psychische noden, die door de betrokken bevolking of zijn heersers belangrijk werden geacht. Voedsel, vruchtbaarheid, veiligheid, erotiek, schoonheid, macht, oorlog, … voor de bevrediging van al die behoeften werden goden aanroepen en aanbeden. De meeste ervan moesten niet speciaal uitgevonden worden. Men aanbad gewoon het natuurfenomeen dat het best geschikt leek om een bestaande nood te lenigen, bv. de zon voor warmte en plantengroei, de regen voor het noodzakelijke water, de donder opdat hij zijn toorn liefst op de vijand zou loslaten, de zeegod om bemanning en opvarenden te sparen, … Zij hadden allemaal hun functie en hun ceremoniële verering was zowel een ideale uitlaatklep voor de zorgen van de gewone mens als een machtsinstrument voor de leidende klasse.
In onze moderne wereld heeft de opgestapelde wetenschappelijke kennis definitief aangetoond dat natuurfenomenen geen grillige goden zijn, maar aan vaststaande wetmatigheden beantwoorden en zij heeft ons steeds meer en betere middelen aangereikt om die fenomenen zo goed mogelijk te benutten, of ons ertegen te beveiligen. Dat betekent echter niet dat de behoefte aan goden definitief tot het verleden behoort, maar enkel dat het soort goden die dit proces overleefden, of er eventueel in ontstonden, nu vooral beantwoorden aan psychologische, affectieve en immateriële behoeften. De logische hoofdgod van het hieruit ontstane moderne pantheon werd tenslotte de wetenschap zelf, of het menselijk verstand dat al die wetenschappelijke kennis had opgebouwd. De “Verlichting” bracht de machthebbers tijdens de Franse Revolutie tot de conclusie dat de enige godin die geschikt was om de staatszaken in goede banen te leiden de “Rede” was. Voor de gelegenheid werd zij geassocieerd met andere godinnen, zoals die van de vrijheid en de schoonheid, en gebruikte men de mooiste dames die zich hiertoe leenden om haar uit te beelden.
De officiële cultus van die godheid was maar van korte duur, maar de verering van de rede leefde verder in het gedachtegoed van velen en zij komt tot uiting in de filosofische overtuigingen van een groot deel van onze huidige intellectuele elite. Volgens hen zijn alle godsdiensten creaties van de mens, vooral ontstaan vanuit de angst voor de dood en andere psychologische drijfveren. Voor wat betreft de afgoden uit het heidendom hebben zij grotendeels gelijk, maar zij zien iets belangrijks over het hoofd, schitterend door Christus verwoord: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat komt uit de mond van God”. De mens is immers veel meer dan een machine ter bevrediging van zijn primaire behoeften, omdat zijn noden – in tegenstelling tot de dieren – niet alleen materieel van aard zijn, maar in belangrijke mate (en idealiter zelfs in de eerste plaats) spiritueel. Een van zijn geestelijke basisbehoeften is bv. de nood aan een bevredigende zin voor zijn leven. Een andere noodzakelijke vraagstelling waarvoor hij zich geplaatst ziet, is die van een duidelijke onderscheiding tussen goed en kwaad.
De oplossingen voor deze kwesties kunnen onmogelijk aangereikt worden door levensbeschouwingen die zich beroepen op een vorm van sciëntisme. Voor hen is het menselijk verstand niets meer dan een soort uiterst gesofisticeerde computer. Maar een computer kan geen vraagstukken oplossen van metafysische aard. Om bv. te kunnen antwoorden op de vraag wat goed en kwaad is zou hij eerst moeten geprogrammeerd zijn met een definitie van beide begrippen. Het probleem is dat die definitie op zich zowel “goed” als “kwaad” kan zijn. Zij is onvermijdelijk het resultaat is van de levensbeschouwing van de opsteller ervan. Op die manier komen we er dus nooit uit.
In dit voor de mens zo belangrijke domein moet men nillens willens beroep doen op een bepaald geloof, dat de basishypotheses aanreikt van waaruit een mens tot zijn inzichten en beslissingen komt. Voor een “verlichte atheïst” zal bijgevolg de gezochte definitie overeenkomen met wat hem het meest “logisch” schijnt. Voor een utilitarist met wat hem het best van pas komt, enz… Maar zij die eerlijk blijven zoeken naar waarheid die niet subjectief is, komen vroeg of laat terecht bij een scheppende, liefhebbende en rechtvaardige God, als onafhankelijke uiteindelijke bron van waarheid en zingeving. Enkel Hij kan ons de juiste antwoorden verschaffen op de fundamentele vraagstukken aangaande leven en dood, goed en kwaad. Zijn antwoorden liggen als het ware verscholen in de diepste lagen van ons innerlijk zijn. Van daaruit bereiken zij ons tijdens de leerschool van ons leven. Als wij er voldoende attent voor zijn, vormen zij gaandeweg een betrouwbare kennisbasis voor ons metafysisch bewustzijn en de oplossing van de vraagstukken waarvoor het leven ons plaatst.
De huidige tendensen in de wereldwijde geloofsprocessen zijn zeer verscheiden en wijzen dikwijls in tegenovergestelde richtingen. Enerzijds lijkt de verering van de rede stevig ingeworteld in het grootste deel van de wetenschappelijke en academische wereld. Anderzijds zien we een enorme opflakkering van godsdienstig fundamentalisme bij veel mohammedaanse en sommige hindoeïstische gemeenschappen, terwijl in beide godsdiensten ook sterk emancipatorische en verdraagzame denkrichtingen aan belang winnen. Er is een sterke toename van kleinschalige evangelische gemeentes, die ieder voor zich hun eigen versie van het christendom verkondigen. In het Jodendom treffen we een brede waaier van strekkingen aan, gaande van strenge orthodoxie, over zionisme tot fanatiek atheïsme, met daarbovenop de messiaanse of christelijke joden. Bij de katholieken merken we dat vooral in de welvaartsstaten allerlei mengvormen ontstonden, die laveren tussen de officiële kerkleer en een vorm van rationalisme. Dit syncretisme tussen een heidense verafgoding van de wetenschappelijke kennis en het Godsgeloof vindt zijn voedingsbodem vooral in universitaire en intellectuele kringen.