De “Goddelijke Selectie”

12-08-2022

Inleiding

Een van de meest bekende kunstwerken is hetgeen Michelangelo heeft geschilderd op het gewelf van de Sixtijnse kapel, De Schepping van Adam genaamd. Daarin zijn het de handen van God en Adam – die elkaar nog net niet raken – die spontaan onze aandacht trekken. Terwijl de hand van Adam nog eerder slap naar God reikt zien we dat Gods wijsvinger stevig naar Adam is gericht. Michelangelo suggereert hiermee de uitverkiezing van de mens, iets anders dus dan een rechtstreekse schepping. Er wordt gezegd dat Michelangelo zich liet inspireren door de hymne “Veni Creator Spiritus”, waarin er sprake is van de vaderlijke rechterhand, maar het zou ook kunnen dat Michelangelo een visie had op de schepping of het ontstaan van de mens die verder reikte dan de grotendeels letterlijke Genesisinterpretaties van zijn tijd. De andere hand van God wijst naar een kind dat recht naar de toeschouwer kijkt. Het kind wordt geïnterpreteerd als Jezus, de tweede Adam, door God al voorzien om de fouten van de eerste goed te maken.

Het strekken van de wijsvinger om iets of iemand aan te duiden is iets typisch menselijks, dat men al bij zeer kleine kinderen kan vaststellen als aangeboren gedrag (dat meestal op latere leeftijd als “onbeleefd” wordt afgeleerd). We zien ook dat leiders of idolen de neiging vertonen om naar iemand in hun publiek te wijzen, zichzelf op die manier een “selecterende” status gevend. Wie selecteert neemt een soevereine positie in, van waaruit bepaald wordt wie of wat belangrijk, interessant, nuttig of juist is. Het wijzen is in feite een menselijke oertaal waarmee men onderscheidingen creëert, beslissingen neemt of de aandacht trekt. In deze uitbeelding benadrukt dit dus extra dat God de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis en aanstelde als “meester” – of misschien beter als “hoeder” – van zijn schepping.

De darwinistische “selecties”

Wat wij selecteren noemen is niet iets dat “zomaar” gebeurt, blindelings of toevallig, maar een actie die gebaseerd is op criteria of denkprocessen die ons naar een keuze leiden. Zo kunnen we bv. dieren selecteren met bepaalde eigenschappen en die fokken tot we een ras bekomen dat maximaal beantwoordt aan onze wensen. De natuuronderzoeker Darwin, zelf ook een fokker, extrapoleerde dit artificieel selectieproces naar “de natuur”, toen hij met zijn boek On the origin of species de basis legde van zijn evolutietheorie. Het probleem van de “natuurlijke selectie” is echter dat deze theorie enkel een goede verklaring geeft voor secundaire veranderingen binnen een soort, maar veel minder voor het ontstaan van nieuwe soorten. In de geslachtelijke voortplanting wordt zulk voorval immers efficiënt tegengewerkt door de noodzakelijke seksuele selectie en de haast onvermijdelijke rasvermengingen. Een gans ander probleem – van ideologische aard ditmaal – is het feit dat deze hypothese de evolutie van het leven en het ontstaan van de menselijke soort presenteert als het resultaat van louter toeval. Zij wordt daarom gebruikt als basis om het niet bestaan van gelijk welke doelgerichtheid in de geschiedenis van het aardse leven aan te tonen. Daarmee kan de idee zelf van een mogelijke scheppende of interveniërende instantie omzeggens in de kiem worden gesmoord.

Voor het ontstaan van een nieuwe zich geslachtelijk voortplantende soort moet men beschikken over een paar met ongeveer compleet dezelfde nieuwe eigenschappen, die een succesvolle kruising met andere leden van dezelfde groep onmogelijk maken. Daarenboven moet dat paar zelf een levensvatbaar nageslacht kunnen produceren en dat ook effectief gedaan hebben. Dit is een extreem uitzonderlijke gebeurtenis. De geneticus Prof. Jérôme Lejeune († 1994) heeft dit belangrijk vraagstuk van de darwinistische evolutietheorie in detail geanalyseerd (1). Een manier om dit probleem op te lossen bestaat erin om het biologisch concept “soort” uit te breiden, zodat er – pour les besoins de la cause – ook rassen of “ondersoorten” mee bedoeld worden. Geografische isolatie van bepaalde rassen omzeilt het probleem slechts tijdelijk of gedeeltelijk. Een goed voorbeeld hiervan toont ons de Homo sapiens neanderthalensis, een gemakkelijk herkenbaar ras of “ondersoort” van de Homo sapiens, waarvan de lichaamsbouw en de schedelvorm een aantal “primitieve” kenmerken vertonen. DNA onderzoek bevestigt dat zich na enkele honderdduizenden jaren isolatie, in Europa en het Nabije Oosten een klein gedeelte hiervan vermengd heeft met inwijkelingen van onze huidige moderne mensensoort, met als uiteindelijk gevolg dat de gemiddelde Europeaan ook een klein beetje Neanderthaler werd. Dat betekent uieraard niet dat hij tot een andere “mensensoort” behoort dan bv. de gemiddelde Aziaat. Een gelijkaardige situatie zien wij bij de overbekende Darwin-vinken en andere endemische dieren van de Galapagos eianden. De meesten van deze “nieuwe soorten” kunnen nog altijd perfect onder elkaar en andere verwante soorten kruisen en vruchtbare nakomelingen opleveren. What’s in a name?

Uiteraard is “de natuur” betrokken bij het ontstaan van nieuwe soorten, vermits die er integraal deel van uitmaken. Maar dat gebeurt niet door externe zogenaamd “selecterende” invloeden, maar door innerlijke processen op basis van gen mutaties, aangestuurd door het basiskenmerk van alle leven: de creatieve wil om te overleven (2). De blinde en toevallige natuurlijke omstandigheden en het “survival of the fittest”, leiden tot adaptieve veranderingen, maar “selecteren” niet. Zij belemmeren eerder de opwaartse evolutie en hebben heel wat grootschalige extincties veroorzaakt. “De natuur” bestaat grotendeels uit een lukraak samenspel van krachten, waarin enkel het leven blijk geeft van zelfstandige doelbewuste gerichtheid en een informatie verwerkende en selecterende capaciteit. De ongecontroleerde natuurkrachten zijn daarentegen doorgaans gevaarlijk en kunnen in menselijke ogen zelfs “wreed” lijken. Prof. Lejeune drukte het eens kernachtig en didactisch zo uit: “God vergeeft altijd, de mens soms en de natuur nooit” (3).

“Ontstaan” en “selectie”, zowel als “selectie” en “toevalligheid”, zijn begrippen met elkaar tegensprekende inhouden en alleen al om deze reden is darwinistisch geïnspireerde ideologie die de term “natuurlijke selectie” gebruikt op verwarring gestoeld. Seksuele selectie daarentegen is niet iets contradictorisch, want zij is de externe uiting van een intern proces dat deel uitmaakt van de aangehaalde strategie voor instandhouding van het leven. Darwin dacht daarin de oplossing te vinden voor de problemen met zijn oorspronkelijke theorie, maar bij nader toezien was hij ook daarmee op het verkeerde spoor. Ook seksuele selectie leidt enkel naar geleidelijke accentuerende detailveranderingen, zoals de lengte van een staart, het kleurenpatroon van een vacht, de roep van een vogel, de paringsdans van flamingo’s, … In de grond gaat het daarbij om een soort fitheidstest en de optimalisering van de specifieke soortkenmerken. Meer structurele soortveranderingen worden er echter door tegenwerkt. Zoals hiervoor uitgelegd, kan seksuele selectie enkel bij belangrijke mutaties, in omstandigheden met een zeer minieme frequentie, een nieuwe soort doen ontstaan.

Beide fenomenen, de continue genetische aanpassingen en de zeldzame soortvormende macromutaties, zijn twee volledig onderscheiden en onafhankelijke basisprocessen. Samen zorgden ze voor een aanzienlijk deel van de biologische diversiteit, de ene grotendeels binnen dezelfde soort en de andere volledig tussen genetisch definitief gescheiden soorten. Een andere wijze van soortvorming (logischerwijze de oorspronkelijke, aan de basis liggend van de grote taxa) vinden we in de ongeslachtelijke voortplanting, als gevolg van opeenvolgende mutaties. Zij kan sneller en frequenter zijn, vermits er geen vorm van isolatie voor nodig is. Ook in deze gevallen kunnen de uiterlijke omstandigheden de overlevingskansen van de nieuwe soorten bepalen, maar hebben zij doorgaans geen enkele invloed op het ontstaan ervan. Uit de omvangrijke literatuur over dit zeer complexe en controversiële onderwerp leren we dat er nog heel wat moet worden opgehelderd of rechtgezet.

De Goddelijke selecties

Als men het geheel van de schepping, de evolutie en de menselijke geschiedenis beschouwt, dan zijn daarin andere doorslaggevende “selecties” terug te vinden. Vanuit een gelovige christelijke visie kunnen we onverbloemd spreken van “goddelijke selecties” in de ontstaansgeschiedenis en het verdere verloop van de werkelijkheden die ons dragen en omringen. Deze aanname vormt a.h.w. de tegenhanger van de atheïstisch geïnspireerde contradictie die de biologische wetenschap heeft geïnfecteerd met de bijna alomtegenwoordige “wet van de natuurlijke selectie”. Laten we nu even nagaan welke selecties in aanmerking komen als doorslaggevend en geassocieerd kunnen worden met goddelijke beslissingen.

Zoals we weten is het gekende universum opgebouwd uit een geheel van heel precieze en onaantastbare natuurwetten. Een minuscule verandering in de mathematische gegevens van deze grondregels maakt ons universum onmogelijk (4). Deze grondregels zijn al een hele tijd wetenschappelijk vastgelegd. Toch kan de wetenschap er onmogelijk een verklaring voor vinden, omdat zij zich hierdoor op een metafysisch terrein zou begeven die niet meer het hare is. De aangeboren religieuze intuïtie van de mens biedt ons wel het bevredigende antwoord: de Schepper heeft deze wetten geselecteerd voor de vorming van een multidimensionale werkelijkheid waarvan wij deel uitmaken. Hij deed dit met een resultaat dat Hij “goed” vond, zoals het eerste Genesisverhaal leert. De schepping was goed, omdat zij beantwoordde aan Gods uiteindelijke bedoeling: het ontstaan van wezens begiftigd met een vrije selecterende wil, als een afspiegeling van Gods eigen wezen. Zij zullen de mogelijkheid krijgen om toe te treden tot zijn scheppende volmaaktheid, die we de “Goddelijke Liefde” noemen.

In dat heelal, waarvan het gekende gedeelte vooral bestaat uit een ontzettend aantal zonnestelsels op afstanden die ons menselijk voorstellingsvermogen ver overstijgen, is er één enkel blauwkleurig planeetje waarvan we met zekerheid weten dat het leven bevat. Er wordt intens gespeurd naar andere leven producerende ruimtebollen, maar voorlopig moeten we het nog altijd enkel stellen met de onze. We kennen wel al redelijk goed de randvoorwaarden waarin leven mogelijk is, maar weten nog helemaal niet hoe dat onvoorstelbaar ingewikkeld leven is ontstaan, alle wetenschappelijke pretenties ten spijt.  De randvoorwaarden van het leven en de complexiteit ervan leren ons alvast dat het leven een zodanig uitzonderlijk iets is dat we gerust het woord “miraculeus” in de mond mogen nemen. Of zulk mirakel zich ook elders heeft voorgedaan zal misschien ooit worden vastgesteld of definitief bij het sciencefiction worden geklasseerd, maar het kan evengoed voor altijd een wetenschappelijke strijdvraag blijven (5).

Zelfs al zou het eerste geschieden, is het verre van zeker dat we ooit te weten kunnen komen in hoever dat buitenaardse leven is “geëvolueerd” tot wezens waarmee wij kunnen communiceren. Alle megatelescopen, ruimtestations en continue filteringen van kosmische ruis ten spijt lijkt die kans niet veel groter dan deze om ooit de gedachten te kunnen scannen die door een fossiele schedel hebben geflitst. Trouwens, waarom zouden die “wezens” persé met ons willen communiceren? Misschien zijn ze daarvoor veel te slim? Het enige wat we met volledige zekerheid weten is dat onze aarde zich in een geprivilegieerde situatie bevindt, die heel delicaat is en waarvoor we als “hoeders” een grote verantwoordelijk dragen. In godsdienstige termen mogen we dus met gerust gemoed zeggen dat onze aarde door God werd geselecteerd als een “schoot” die het mysterieuze leven heeft gebaard. In het Quechua noemt men haar “Pachamama” of “Moeder aarde”.

Voor de volgende selectie maken we een grote geologische sprong van enkele miljarden jaren en richten onze aandacht op het genesisverhaal, door Michelangelo zo grandioos voor zijn tijdgenoten en hun nakomelingen geïllustreerd. Tussen alle menselijke individuen heeft God Adam geselecteerd, terwijl Hij, samen met Jezus, Eva achter de arm houdt. (Het zou ook Maria kunnen zijn, maar die iconografische discussie is hier niet zo belangrijk). We kunnen dit gebeuren omschrijven als een goddelijke selectie, die bevestigd en “voltrokken” zal worden door de onderlinge seksuele selectie van het mensenpaar waarvan de huidige mensheid afstamt. Het fundamentele verschil waarmee de leden van dit “oergezin” zich van alle andere meer of minder verwante populaties onderscheidde is dat hun leven in de eerste plaats niet meer werd gedicteerd door instinctieve behoeften, maar door hun relatie met Degene die zij erkenden als hun Schepper. Zij introduceerden daarmee op de aarde een volledig nieuwe en geestelijk geïnspireerde levensstijl. Zodoende zetten zij een uitzonderlijke evolutionaire stap in het ongekende. In paleoantropologische termen was die stap het begin van de “culturele evolutie”.  Deze stelde hun nageslacht in staat om uiteindelijk de ganse wereld te bevolken en overal hun omgeving zo goed mogelijk naar hun hand te zetten.

De Bijbel leert ons dat vanaf dan God zich intens met zijn uitverkozen schepselen heeft ingelaten en regelmatig “selecterend” is opgetreden. Zo strafte Hij een groot deel ervan met een Zondvloed en koos Noah uit, om de godsdienstige traditie van onze menselijke stamouders verder te zetten in een gehoorzame relatie met Hem. Na het gezin van Noah, zien we dat Abraham en Sara de opdracht krijgen om deze taak verder te zetten en op hun beurt de stamouders te worden van een nageslacht dat even talrijk zal zijn “als de sterren aan de hemel”. Nadien werd Mozes aangeduid. Hij zal zijn volk bevrijden en de geestelijke vader ervan worden, door het te leren leven volgens Gods wil, samengevat in de 10 geboden. Vervolgens brak het tijdperk aan van de Bijbelse profeten, door God aangewezen om de komst van de tweede Adam voor te bereiden. Een eenvoudige jonge maagd, die haar leven volledig aan God had gewijd, werd onder alle vrouwen uitverkozen en gezegend als moeder van die langverwachte Messias. Om zijn verlossingswerk voort te zetten, stelde deze Zoon van God en van de mensen twaalf apostelen aan, gekozen uit het gewone volk, om de pijlers te worden waarop Hij zijn Kerk bouwde. Resumerend kan de Bijbel omschreven worden als het verhaal van de relatie tussen God en de mens, met vele details over de ups en downs van die bewogen geschiedenis. Een rijkere literatuur, die ons diepgaander de ogen opent voor wat echt belangrijk is in ons leven zal moeilijk of niet te vinden zijn.

De Boodschap aan Maria. Afbeelding van Antoni Gaudí, in de oostgevel van de Sagrada Familia van Barcelona –

Selecteert God ook vandaag nog?

Toch zullen velen denken dat die Bijbelse tijden ver achter ons liggen en dat er sindsdien niet veel meer te merken is van goddelijke selecties of ingrepen. Zij vragen zich af welke relevantie deze verhalen nog kunnen hebben voor een mensheid die meent goed op weg te zijn om de wetenschappelijke sleutels te ontdekken die de poorten zullen openen van een wereldparadijs. Daarbij maken zij enkele ernstige denkfouten. Ten eerste associëren zij materiële welstand met echt geluk, gebaseerd op interne harmonie, de basisvoorwaarde om van een paradijs te kunnen spreken. Ten tweede laten zij zich verblinden door de massa kennis die de mens vergaarde en zijn technologische verwezenlijkingen. Zij vergeten dat die materiële vooruitgang ook minder fraaie kanten heeft en dat levenswijsheid en ethisch bewustzijn belangrijker zijn dan zoveel mogelijk weten of kunnen. Zij beschikken over zoveel mogelijkheden, waarvan heersers uit vroegere tijden zelfs niet konden dromen, maar in de stortvloed van materialisme die zij over zich heen krijgen, verliezen zij de zin van hun bestaan uit het oog. Spijtig genoeg, beseffen ze niet dat God ook vandaag nog aan het werk is in de menselijke geschiedenis, straffend, belonend, uitnodigend en selecterend.

Ook in onze tijd horen mensen zijn stem, die hen oproept om op hun eigen manier “profetisch” te zijn. Ook vandaag zijn er tussen ons heel wat “heiligen” die, meestal onopgemerkt, een leven leiden waarvan God oordeelt dat het “goed” is (niet in materiële zin natuurlijk, maar vanuit een bovennatuurlijk oogpunt). God selecteert hen als de voortzetters van de “geestelijke evolutie” die de menselijke stamouders in gang hebben gezet. Zij faalden in hun relatie met God en vervielen bijgevolg tot een meer dierlijk niveau. Maar het Kind dat op het gewelf van de Sixtijnse kapel werd afgebeeld is gekomen om ons te leren hoe we vanuit die gevallen toestand kunnen opstaan. Meer dan twintig eeuwen later nodigt Hij ons nog steeds uit om door onze levenshouding het profetische getuigenis af te leggen waarvoor God ons heeft uitgekozen en aldus onze eigen evolutionaire “avant-garde” positie in te nemen.

Daartoe inspireren ons voorbeelden van mensen uit redelijk recente tijden, waarvan bleek dat zij Gods selectie waardig werden (6). Zij leefden een leven gebaseerd op liefde voor God + de medemens + de waarheid + de gerechtigheid, de ideale formule om een kleine “hemel op aarde” te creëren.

IVH

(1) Meer hierover in het artikel https://forumcatholicum.com/een-test-case-de-adamische-hypothese/ .

(2) Deze stelling wordt verdedigd en uitgewerkt in onze rubriek “Creatieve Evolutie”. Zie o.a.: https://forumcatholicum.com/introductie/ .

(3) Dit is een anekdote die afkomstig is van Pater Daniël Maes, levend in het Syrische Mar Yakub klooster, waarvan we regelmatig stukken uit zijn contactbrieven publiceren.

(4) Meer hierover in ons artikel https://forumcatholicum.com/god-en-de-wetenschap/

(5) Cf: https://forumcatholicum.com/alleen-in-het-heelal-het-hoe-en-waarom-van-het-leven-op-aarde/

(6) Voorbeelden vindt men in onze rubriek “Hagiografie”.

3 reacties op “De “Goddelijke Selectie””

Je hebt weer een meesterwerk neergepend.
Ik ga akkoord met al je alle punten die je uitgewerkt hebt.Ik heb ook al veel over die punten nagedacht en voor mij kunnen ze bondig samengevat worden.

• God ligt aan de basis van de natuurwetten. Aangezien Hij alwetend en almachtig is, kan Hij op voorhand weten wat er er uit zijn ‘kookpot’ zal ontstaan. In die zin is de schepping voorgeprogrammeerd. De mens zal ooit misschien de natuurwetten kunnen doorzien en verklaren. Nu lukt dat duidelijk nog niet: de 4 natuurkrachten kunnen niet met elkaar verenigd worden, en spreken elkaar zelfs tegen. Toch kunnen ze gebruikt worden in het dagelijkse leven. Vreemd. Ooit vinden we het noodzakelijke deeltje in CERN. Dan nog is enkel alles verklaard. Wat er aan de basis van ligt is dan nog steeds onduidelijk voor de atheïst. Voor ons niet. God.
• Het zal mij verbazen als ze nog ooit een andere planeet met intelligent leven vinden. Hawkings theorie: “Het heelal is oneindig. Er is 1 planeet met leven. Dus er moeten een oneindig aantal planeten met leven zijn.” Zuivere wiskunde dus. Toch vinden we met al onze telescopen geen enkele planeet waarop leven mogelijk is. En we staan toch al ver in onze telescooptechnologie. Dan toch weer een wonder? Er is er maar één!
• Uiteraard heeft God de mens geschapen. En hij heeft Hij ergens ingegrepen. Maar aangezien Hij niet kan of wil ingrijpen tegen zijn natuurwetten in, heeft Hij een wezen een geweten gegeven, geschopt, zeg ik dan. Deze ingreep is niet tegen de natuurwetten. Ze is volledig van metafysische aard. Toen is de mens ontstaan.
• God interageert nog steeds mijn Zijn schepping. Dat is vooral duidelijk voor gelovigen. Geloof je, en je vraag je iets, dan zul je het krijgen. Misschien niet in de vorm die je verwacht had, maar wel in de vorm die best voor je is. Staat dat ook niet in het Evangelie. We moeten gewoon geloven wat er in het Evangelie staat.
• De mens heeft een vrije wil. Dat is ondertussen duidelijk. Maar voor een gelovige ligt de weg altijd uitgestippeld. Voor een gelovige zal alles wat moet gebeuren, ook gebeuren. Het geeft heel wat gemoedsrust als je hier kunt in geloven.

Erik Merckx

Like

Interessant artikel. Men moet zich volgens mij wel realiseren dat al hetgeen we aan de schepping kunnen waarnemen, tot stand gekomen is na de zondeval. God heeft wel gemaakt dat de schepping nog goed is, maar ze is niet de schepping zoals ze uit zijn hand kwam. Oorspronkelijk hoefde de mens niet te sterven, maar in de materiële wereld die we kennen kan dit niet anders. De schepping is nog goed, maar diep gekwetst. Maar door Christus worden we gered, als we als mensen tenminste willen meewerken.
Een zeer goed onderbouwde visie op schepping, oerknal, evolutie enz. heb ik ook gevonden in het boek “Redenen om te geloven” van Mgr. André Léonard.

Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s