De oorsprong van onze moraal

26-02-2021

Boekvoorstelling van “De getemde mens”

Wie zich had ingeschreven kon op 13 februari ll. de zoomconferentie bijwonen waarin De Getemde Mens werd besproken, een nieuw boek onder de redactie van de vrijzinnige historicus Martin Harlaar, waarin 140 auteurs van diverse strekkingen hun mening uiten over de oorsprong van onze moraliteit. Na een inleiding door Karin Heremans, directeur van het Koninklijk Atheneum van Antwerpen, volgde een debat tussen filosoof Guido Van Heeswijck, christelijk geïnspireerd docent aan de Universiteit Antwerpen en de K.U.Leuven, en moraalwetenschapper Dirk Verhofstadt, vrijzinnig politiek filosoof, een tijdlang professor aan de R.U. Gent (*). Zij streven beiden naar een meer “open” samenleving, vanuit sterk verschillende invalshoeken.

Dit verzamelwerk wordt uitgegeven door Gompel & Svacina, gespecialiseerd in wetenschappelijke werken van auteurs met diverse levensvisies, o.a. de bekende Broeder René Stockman. In dit boek lijkt mij de hoofdtendens of opzet zonder meer vrijzinnig, reden waarom het door het Humanistisch Verbond, de organisator van deze bijeenkomst, wordt gepromoot. De chatcommentaren van de deelnemers aan de zoombijeenkomst bevestigden die indruk.

Het voornaamste essay komt van de Amerikaans-Nederlandse primatoloog Frans de Waal, een invloedrijk schrijver over de gedragingen van mensapen en andere primaten. Men kan hem omschrijven als een redelijk openstaande maar overtuigde atheïst. In de gedragingen van mensapen, apen en andere zoogdieren meent hij de oorsprong te vinden van “de moraal”. Zijn grondinspiratie vindt hij in The Descent of Man van Charles Darwin, die stelde: “Elk dier dat met uitgesproken sociale instincten is toegerust (…) zou onvermijdelijk een moraal of geweten verwerven zodra zijn intellectuele vermogens even goed of bijna even goed ontwikkeld zouden zijn als die van de mens.”

Het gaat hier dus niet over neutrale wetenschappelijke kennisuitwisselingen, maar over de grondslagen zelf van ons morele handelen. Ieder die iets over dit onderwerp meent te moeten vertellen, zou zich bewust moeten zijn van de eventueel verstrekkende gevolgen van zijn of haar beweringen. Het is haast onmogelijk in te schatten hoeveel mensenbloed al vergoten werd in naam van verkeerde opvattingen. Het negeren van God, onze oorsprong en eindbestemming, is daar m.i. de gevaarlijkste van, gevolgd door onjuiste of opportunistische ideeën over de aard van God en zijn schepping. Zelfs overtuigde hedendaagse atheïsten, zoals Frans de Waal, zien zich uit eerlijkheid genoodzaakt de concrete resultaten van atheïstische regimes te veroordelen.

Bespreking van de zoomconferentie

Waarschijnlijk en terecht zal dit “debat” door de meeste deelnemers bestempeld worden als een beschaafde en intellectueel hoogstaande uitwisseling. Het was goed georganiseerd (een paar technische storingen daargelaten) en beide sprekers kwamen op een evenwichtige wijze aan bod. Persoonlijk vond ik het vooral spijtig dat er geen mogelijkheid was om indringende vragen te stellen wegens het grote aantal deelnemers. Tijdens de spreektijd was er wel mogelijkheid tot chatten, waaruit op het einde enkele vragen werden gepikt en aan de sprekers voorgelegd. Maar dit leidde niet tot een boeiende confrontatie, met mogelijkheden tot nieuwe of verrijkende inzichten.

De hoofdvraag was dus “Waar komt onze moraal vandaan?” en de bedoeling was een intellectuele zoektocht naar een breed gedragen moreel samenleven. Voor heel wat wetenschappers, o.a. antropologen, neurologen en zelfs primatologen, zijn aspecten van ons morele handelen een onderzoeksobject geworden. Jef Wellens van het Humanistisch Verbond leidde de vergadering in, met als eerste vraag “Wat verstaan we onder moraal?” Dat die vraag niet overbodig is bleek al dadelijk uit het feit dat hij er zelf geen eenduidig antwoord op gaf. In het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal vindt men een vijftal omschrijvingen van wat we hiermee kunnen bedoelen. Om verder niet te veel in het ijle te praten en op basis van wat er besproken werd, meen ik dat de volgende definitie goed benadert waar het hier om ging en gaat: “Vaste zedelijke beginselen, iemands voorstelling van goed en slecht in onze woorden en daden”.

Welke definitie men ook hanteert, men stuit steeds op het feit dat moraal zowel een strikt persoonlijke aangelegenheid is, als een algemeen menselijke noodzaak. Onvermijdelijk krijgt de hiervoor vermelde zoektocht naar een breed aanvaardbaar samenlevingsmodel (of een algemeen geldige gedragscode?) daardoor het eerder illusoir karakter van een “ideaal” of een “queeste”. Onze persoonlijke moraal zal nooit voor honderd procent deze van onze buren zijn en zelfs niet deze van onze naaste familieleden, terwijl er anderzijds een voortdurende wisselwerking bestaat tussen onze morele inzichten en praktijken en die van onze omgeving. Moraal blijft steeds verbonden met wat wij “het geweten” noemen, een mysterieus iets “in het diepste van onze gedachten”, dat zowel “goed gevormd” als “misvormd” kan zijn. Maar wie meent dat de volledige mensheid een punt zal bereiken waarop hierover volledige eensgezindheid zal heersen, jaagt m.i. een fata morgana na.

Desondanks ging volgens Karin Heremans, vooral sinds het drama van 9/11, een gedeelte van onze intelligentsia op zoek naar een gemeenschappelijk samenlevingsmodel dat werkbaar is in de toenemende diversiteit die onze huidige maatschappijen karakteriseert. Volgens haar bieden “de kersvers (door het Vlaams parlement) goedgekeurde eindtermen” een ideale kans voor “actief burgerschap”, “wederkerigheid” en “vrijheden in balans”. Waarschijnlijk drukte zij hiermee de overheersende mening uit van een groot deel van het Gemeenschapsonderwijs waartoe zij behoort, maar daarom niet van andere onderwijskoepels, zoals die van het Katholiek Onderwijs. Dit laatste vecht nu immers deze eindtermen aan voor het Belgisch Grondwettelijk Hof.

Zij legde uit dat we op zoek zijn naar een “gedeelde identiteit”. Europa speelt hierin een cruciale rol, zoals blijkt uit het Handvest van Grondrechten van de E.U. Ook hier weer, zoals bij haar verdediging van de eindtermen van het Vlaams Onderwijs, zien we de typische gespletenheid binnen het liberaal denken, waarin enerzijds “vrijheid” en “zelfbeschikkingsrecht” als primordiale basisbeginselen worden gehuldigd, terwijl men anderzijds naar een juridisch keurslijf streeft om sommige burgerlijke plichten stevig te vergrendelen, ter vrijwaring van plichtenvrije rechten. Het scherpst komt dit uiting in de herhaalde pogingen om anderen te verplichten tot daden die tegen hun waardeschaal indruisen (bv. met abortuswetten die artsen verplichten tot doorverwijzing naar dokters die openstaan voor abortus, of om instellingen met een ideologie die abortus niet toelaat toch te verplichten zwangerschapsafbrekingen uit te voeren, of door de ziekenfondsbijdragen van burgers die hiermee niet akkoord gaan aan te wenden voor dit soort ingrepen, door de opname hiervan in de nomenclatuur van de “medische” (“genezende” dus) verstrekkingen.

Ondanks deze ernstige kritiek, zijn er ongetwijfeld ook lovenswaardige elementen te vinden in de ideeën die de optimistische Karin Heremans propageert. Als hoofd van de werkgroep Onderwijs van het Radicalisation Awareness Network (RAN) van de E.U. is zij op zoek naar een “gedeelde identiteit” voor alle Europese burgers. De oplossing ligt volgens haar in de “combinatie van identiteiten” die de menselijke persoonlijkheid vormt. Er moet dus geijverd worden voor de ontwikkeling van een Europees identiteitsgevoel dat voldoende krachtig is om tegenstellingen te neutraliseren of te compenseren (zoals deze rond vrouwenrechten binnen de islam).

Na deze inleiding wendde de moderator zich eerst tot Guido Van Heeswijck, met de vooropstelling dat er vandaag op het gebied van moraal geen noemenswaardige tegenstelling meer zou bestaan tussen religieuze mensen en seculieren. Maar zelf sprak hij deze “stilzwijgende overeenkomstigheid” gedeeltelijk tegen met de vaststelling dat men in onze samenleving nog altijd groepen vond die hun moraal zoeken in (religieuze) teksten. Dat is blijkbaar volgens hem not done, want hij bestempelde dit als een probleem en hij hoopte dat het voorgestelde boek de oplossingen zou aanreiken.

Daarna kwam Guido van Heeswijck in beeld, met pretoogjes en een geruststellende glimlach die pijnlijke frontale tegenstellingen bij voorbaat onwaarschijnlijk maakten. Hij stelde vast dat er in de basis van de bijdragen veel gelijklopend te vinden was, in een adem doorverwijzend naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar, zo merkte hij op, “fundamentalisme” bestaat er in alle levensbeschouwingen. Hierbij verwees hij fijntjes naar de houding van de Chinese overheid (algemeen beschouwd als atheïstisch) tegenover de Oeigoeren. Mooie zet, maar eigenlijk gaat de vergelijking niet op tussen de houding van de Chinese overheid en deze van mensen voor wie de Bijbel veel meer is dan een vrijblijvend fabelboek.

De deelnemers kregen vervolgens Dirk Verhofstadt te zien, die met zijn gebogen houding en droevige haast smekende blik, Guido’s ideale tegenpool leek. Langs de ene kant waarschuwde hij tegen al wat met “opleggen” te maken heeft (een consequent liberaal standpunt, zijn broer Guy, onze liberale ex-premier, waardig). Ideologische verschillen bestaan er wel degelijk nog, doch die moeten worden “bevraagd”. Tezelfdertijd waarschuwde hij voor “relativisme”: er zijn immers onaantastbare basisprincipes. Een antwoord dus waarmee men voorlopig heel wat kanten op kon.

Maar daarna toverde hij het bijtgrage aapje uit zijn liberale mouw. We moeten absoluut op weg naar een seculiere maatschappij “in harmonie”. In het boek stelt hij daarom voor om de joods-christelijke 10 geboden te vervangen door 10 seculiere geboden, met als eerste gebod: “Bovenal bemin de mens”. Dat de veralgemeende aanname van zulk gebod onaanvaardbaar is voor zowel joodse, christelijke als islamitische gelovigen (samen meer dan 55 % van de wereldbevolking), voor wie de verering van God op de eerste plaats komt, heeft deze vooraanstaande intellectuele volgeling van wijlen Prof. Etienne Vermeersch nog altijd niet begrepen. Zulke vaststellingen degraderen een levensbeschouwelijke dialoog bij voorbaat tot vrijblijvend gepraat, grotendeels naast de kwestie.

Onze beminnelijke Guido gaf geen krimp en probeerde dadelijk de brokken te lijmen door nog eens braafjes toe te lichten wat iedere enigszins geïnteresseerde al lang had kunnen of moeten weten. Het eerste en tweede christelijke gebod (de liefde voor God en de naaste) moeten samen begrepen worden. Zij staan elkaar niet in de weg. Goed antwoord, maar daarop volgden enkele sussende verklaringen, die de pijnlijke discrepantie aan het licht brachten tussen een authentiek christelijke visie en hedendaagse theologische denkwijzen.

Eerst en vooral verkondigde hij dat het christendom nauwelijks geboden bevat. Misschien heeft hij daarbij een modern academisch christendom voor ogen, maar er zijn op onze aardbol (tot zijn spijt?) nog altijd veel gelovigen die zich strikt houden aan Bijbelse en kerkelijke geboden en verboden. Hij vindt het ook blijkbaar vervelend dat ethische kwesties ons verdelen. We moeten niet goed handelen omdat het moet. Religie is immers niet de “grond”, maar de “horizont” van de moraal. (Noteer dat een horizont 360° heeft…)

Het leek allemaal vaag en zeer vrijblijvend gepraat, waarin het vooral zaak was de tegenstellingen zeker niet te accentueren. Wie mordicus vasthoudt aan een duidelijke christelijke moraalleer, belandt in zulke context zonder pardon in het strafhokje van het “achterhaald fundamentalisme”, terwijl hij zich als goed aangepaste modelburger beter zou aansluiten bij het oprukkende “verlichte christendom”. Of Christus zelf en zij die het christendom hebben verspreid daar uiteindelijk nog veel van zijn leer in zouden terugvinden, is irrelevant geworden, in het licht van de onstuitbare menselijke ontplooiing en de haast ongelimiteerde mogelijkheden tot “hertaling” van de evangeliën. Een “Christus à la carte”: dat lijkt in zulke mentaliteit de ideale oplossing op al onze ethische en andere geschillen.

Mijn belangstelling voor dit genivelleerd “debat”, met het karakter van een beleefd diplomatiek onderonsje, verwaterde snel. Ik schakelde over naar het chatgebeuren dat intussen op gang kwam en waarin het christelijk geloof met scherper geschut werd bekogeld. Sommige chatgebruikers schenen er van uit te gaan dat al wie dit overwegend humanistisch getint verzamelboek heeft gelezen, de Bijbel voorgoed bij de oudheidkundige curiosa moet klasseren.

Een gebruiker benadrukte dat men absoluut het werk van Frans de Waal moest lezen, die de grondslagen van onze moraal meent terug te vinden in het gedrag van primaten en andere intelligente zoogdieren. In zijn werk dient “evolutie” als veel-tot-alles verklarend model. Dat fenomeen lijkt op een sleutel die ons toegang verleent tot de oplossing van een schier onuitputtelijke reeks wetenschappelijke en andere vraagstukken. De opvattingen van deze auteur staan uiteraard ver boven alle twijfel verheven, want hij is een “wetenschapper”, die daarenboven opinies naar voor brengt die als hemelse muziek in atheïstische oren klinken. Laten we hem op onze volgende pagina even onder de loep nemen, op basis van een van zijn bekende werken.

(*) In ons artikel De Heer van de Geschiedenis, rubriek Thematische beschouwingen, bespreken we een werk van deze auteur.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s