19-08-2012
Onder de titel: “We gaan het Westen weer tot God brengen” publiceerde het weekblad Knack op 08-08-12 een interview met Kardinaal Rino Fisichella. Hij wordt daarin omschreven als de “officieuze ideoloog” van het Vaticaan, een titulatuur die geschikt is voor politieke verenigingen, maar niet past in een gelovige kerkgemeenschap. In werkelijkheid is hij sinds 2010 de president van een nieuw “dicasterium” (in vertaling “bureau”): de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Nieuwe Evangelisatie. Hij had een belangrijke mededeling: de Kerk start in de herfst van 2012 met een grootschalig offensief tot herkerstening van het Westen. Ook onze aartsbisschop Léonard werkt hieraan mee. Tussen 7 en 28 oktober zal hierover een speciale bisschoppensynode plaatsvinden in het Vaticaan.
Met het woord “Westen” wordt, zoals in veel andere gevallen, niet verwezen naar een geografisch afgebakende regio, maar naar de “westerse cultuur”, afkomstig uit West-Europa maar verspreid over verschillende continenten. In feite richt de geplande herevangelisatie zich naar alle landen die “geboren zijn uit de christelijke beschaving” (ook die van Noord- en Zuid-Amerika en Australië). Die omschrijving is misschien een verkeerde vertaling uit het Italiaans, want zij suggereert dat het christendom een statenstichtende geloofsgemeenschap is. Het christendom is er om het geestelijk Rijk Gods te dienen en niet om staatkundige territoria af te bakenen.
De teneur van de stortvloed aan reacties, na de verschijning van een samenvatting van dit interview op de website van Knack, was overwegend zeer negatief. De meeste van de meer dan 200 commentaren, verspreid over verschillende dagen, waren expliciet haatdragend, soms ronduit vulgair of banaal. De schrijvers van dit soort reacties doen zich graag voor als sceptisch of wetenschappelijk, maar de praktijk leert ons dat er tussen de zogenaamde ongelovigen veel vormen van bijgeloof worden beoefend. O.a. kaartlezeressen verdienen in deze milieus een goede stuiver en verhaaltjes over ruimtewezens gaan er bij nogal wat antikerkelijken in als zoete koek. Er waren gelukkig ook wat wijzere en bedachtzame commentaren. Van degene die de Kerk verdedigden, waren er zelfs enkele afkomstig van eerlijk redenerende atheïsten.
Een kleine greep uit de negatieve commentaren: “Helemaal het contact met de realiteit kwijt” – “God woont niet langer in jullie kerken” – “religie is de grootste fout in de menselijke geschiedenis” – “En die bende gekken gaat het westen weer tot God brengen” – “God heeft de mensen niet gemaakt, de mensen hebben god gemaakt” – “Het wordt aanpassen of verdwijnen” – “ziekelijke sekte met een dermate macht dat niemand er durft aan beginnen om het op te doeken” – “Men gaat de inquisitie weer invoeren” – “Laat ons die gekken a.u.b. in hun ministaatje houden” – “Ze kunnen beginnen met de brandstapel opnieuw in te voeren” – “Eigenlijk zouden zij beter God naar het westen brengen dan omgekeerd” – “Het enige wat ze goed gedaan hebben en nog doen is trappist brouwen” – “Godsdienst is de gevaarlijkste drug die bestaat” – “Beginnen ze eindelijk door te krijgen dat hun merk niet meer pakt” – “De pastoor zei tegen de burgemeester: hou ze arm en ik hou ze dom” – “Stuur zeker niet “begripvolle” gieren als Léonard op ons af” – “Er sterven dagelijks meer mensen aan de gevolgen van wat godsdiensten de mensen wijsmaakten” – “Ik ben gelovig, maar ik geloof niet meer in de Kerk” – “Geloven is voor zotten” – “Zolang de Kerk pedofielen beschermt en dit belangrijker vindt dan de slachtoffers zal ze nog veel synodes en dergelijke nodig hebben om te overleven” – “Onze tijd op deze planeet is te kort om te kwezelen” – “Gaan we weer aan de kruistochten beginnen?” – “de kerkfabriek is niets meer dan uitbuitende maffia, alleen rede en wetenschap zal de wereld en mensheid vooruit helpen” – “Ze hebben er de braafste uitgekozen en gaan die in een klooster in de Ardennen steken … in zake marketingstunt kan dat tellen” …
In al dat woest woordgeweld – vermoedelijk vooral afkomstig van mensen die bepaalde frustraties wensen af te reageren (waar de Kerk of het geloof waarschijnlijk niets mee te maken hebben) – werd de essentie vergeten. In feite zet de titel van het artikel de lezers op het verkeerde been. Het gaat er niet om “het Westen terug naar God te brengen” en zeker niet om “God naar het westen terug te brengen”. God is immers overal, midden onder ons. De mensen moeten alleen leren om Hem opnieuw gewaar te worden. Als zij ervan uitgaan dat Hij niet bestaat wordt dat moeilijk natuurlijk, want dat ongelovig dogma vertroebelt het objectief waarnemingsvermogen. God is o.a. waarneembaar in de pracht van het universum en in het bijzonder van de natuur op onze planeet. Ongelovigen geloven wel in de wetmatigheden die de wetenschap in de natuur ontdekt, maar negeren op een onwetenschappelijke wijze de logische conclusie dat er een wetgever moet zijn die deze wetmatigheden heeft vastgelegd. Ook de weergaloze intelligentie waarvan het leven blijk geeft getuigt van de intelligentie van Hij die het deed ontstaan. Maar vooral de belangeloze goedheid van medemensen zou voor menig atheïst een aanduiding moeten zijn dat er meer is dan enkel het materieel waarneembare.
Willen wij onze volks- en landgenoten opnieuw naar de geestelijke rijkdom van het christelijk geloof brengen dan moeten wij in de eerste plaats ons vertrouwen stoelen op de almachtige wijsheid van God zelf en niet op “marketingtechnieken”. Hiermee kan men tijdelijke successen boeken, maar op langere termijn versterken die alleen de perceptie dat het in onze godsdienst om een soort commercie gaat. Daarenboven moeten we vooral ons licht opsteken bij de eerste christenen, die hun geloof beleefden in veel moeilijker omstandigheden dan wij. Hun opvallendste kenmerk werd aldus omschreven: “zie hoe zij elkaar liefhebben”. Het was deze houding van consequent beleefde liefde die hun medemensen aantrok als een magneet. Zij is de ideale tegenpool voor de verleidende aantrekkingskracht van een atheïstisch geloof, dat de moderne mens aanzuigt naar nihilisme, libertinisme, individualisme en andere typische kwalen van deze tijd.
Wij moeten God niet naar het Westen brengen, Hij is immers hier tussen ons. Wat we wel moeten betrachten is het opnieuw openen van de harten van onze medemensen voor Christus. Hij gaf het Liefdewezen van zijn en onze Vader concreet gestalte in een keiharde wereld, zodat de mensen om Hem heen zich bewust werden van Gods zorgzame nabijheid en bereikbaarheid via de weg van het geloof. De liefde die christenen karakteriseert is geen goedkoop menselijk sentiment. Het is de liefde van een kind voor zijn broers en zusters, in het bewustzijn dat wij allen kinderen zijn van eenzelfde liefdevolle Vader. Het is geen liefde die aanstuurt op het verwerven van een maximum aan artificiële mensenrechten. De beoefening van de christelijke naastenliefde bestaat uit het vreugdevol, nederig en gehoorzaam uitvoeren van de natuurlijke mensenplichten waartoe wij door onze Schepper in ons geweten worden opgeroepen.
Hier stuiten we al dadelijk op een groot struikelblok. Velen verwarren liefde met permissiviteit. Een waarlijk liefdevol mens is tolerant, wetend dat niemand perfect is. Tolerantie is een vorm van zachtmoedig geduld, maar zij mag niet gepaard gaan met toegeeflijkheid. Wat fout en zonde is blijft fout en zonde. Al wat in tegenspraak is met de liefde, die gestalte krijgt in de vooruitziende zorg en het respect voor het menselijk leven, valt hieronder. Het moet bestreden worden, niet met ongepast geweld, maar met goede argumentaties en vooral met onze voorbeelden. We leven in “het Westen” in democratische pluralistische maatschappijen, waarin we onze christelijke waarden niet zomaar kunnen opdringen. De tijd van inquisitie en godsdienstoorlogen is – gelukkig – voor de christenen definitief voorbij en hopelijk begint een gelijkaardig besef ook in andere godsdiensten steeds meer door te dringen. Onze beste troef in de geloofsverkondiging is – naast een groot vertrouwen op Gods hulp – ons eigen stichtend voorbeeld.
Vanuit de kennis en de beleving van de evangelische waarden, is het onze taak om de harten van onze medemensen ontvankelijk te maken voor Christus’ leer. Hij is de Zoon van God, die recht heeft op de voornaamste ereplaats in ieder mensenhart. Maar in de harten van veel moderne westerlingen zijn de ereplaatsen al ingenomen door de demonen van hun verslaafdheden of de aanbeden halfgoden uit de schijnwereld van show, glitter en mediabekendheid. Dikwijls zijn zij in principe niet tegen Christus, maar trachten zij zijn woorden naar hun hand te zetten. Zij vervalsen en herinterpreteren zijn levensgeschiedenis, maken van hem een superstar en van zijn leer een allegaartje waarmee hun kwalijke hartstochten kunnen goedgepraat worden. De ongelovige of halfgelovige zegt “ja” tegen een leven dat hem een maximum aan bevrediging schenkt en ontkent geheel of gedeeltelijk Gods geboden. Een waarlijk gelovig christen zegt daarentegen “ja” tegen het leven zoals God het ons aanbiedt. Hij maakt er het beste van in respect voor Gods wil. De eerste denkt kortzichtig dat hij de slimste is, maar de tweede weet dat hij/zij de ware wijsheid beoefent die leidt naar het echte geluk.
De Kerk in het westen heeft nog andere troeven. Een ervan komt uit een vrij onverwachte hoek, namelijk de toenemende migratie. Voor zover deze uit islamitische gebieden afkomstig is, wordt die door een groot deel van de bevolking niet bepaald enthousiast onthaald. De culturele waarden die van daaruit worden geïmporteerd passen in menig opzicht niet bij de democratische visies en christelijke tradities waaruit onze samenlevingen werden opgebouwd. Maar een groot percent der inwijkelingen komt uit landen met een gelijkaardige christelijke waardeschaal als de onze. Tussen hen zijn er veel rooms-katholieken, evenals christenen die nauw aanleunen bij het katholicisme. In onze Europese landen vormen zij groepen die hun geloof beleven in de traditionele stijl of folklore van hun landen van herkomst. Nogal wat parochies in onze grootsteden hebben, God zij dank, hun deuren wijd opengezet voor deze geloofsgemeenschappen, die dikwijls blijk geven van een aanstekelijk dynamisme en een spontaniteit die men maar zelden terugvindt in onze autochtone zondagvieringen.
Anderzijds zijn er enkele ernstige problemen, die een hernieuwde evangelisatie bemoeilijken. Twee hiervan zijn het huidig imago van het “instituut Kerk” en het schijnconflict tussen geloof en wetenschap. De rooms-katholieke kerk is wel degelijk een “instituut”, hetgeen betekent dat zij werd opgericht volgens bepaalde oorspronkelijke regels, die niet achteraf werden uitgevonden, maar die rechtstreeks afstammen van de Stichter ervan. Wat er in de loop der tijd bijgekomen is mag daar in ieder geval niet mee in tegenspraak zijn. Over de verhouding tussen geloof en wetenschap is al heel wat inkt gevloeid. De Kerk heeft haar “Galilei-periode” definitief en ver achter zich gelaten en heeft geleerd om zich als kerkelijk instituut of als gelovige gemeenschap niet te mengen in disputen die puur wetenschappelijk van aard zijn. Hetzelfde kan echter niet gezegd worden van sommigen uit de wetenschappelijke wereld die nog altijd in de waan vertoeven dat de bestrijding van het Godsgeloof een wetenschappelijke bezigheid is (welbekende “specialisten” hierin zijn bv. de evolutiebioloog Richard Dawkins, of de filosoof Etienne Vermeersch). Hun zogenaamde wetenschappelijkheid neemt nochtans bedenkelijke vormen aan wanneer zij geconfronteerd worden met argumenten die de waarschijnlijkheid van een scheppende God aantonen.
Op institutioneel gebied is er nog altijd veel te doen over het “probleem” van het niet toelaten van vrouwen tot het priesterschap. Sommigen beweren dat dit een vorm van discriminatie is, alhoewel Christus zelf deze regel invoerde door enkel mannen aan te duiden als zijn apostelen. Zoals we allen weten is de band tussen moeder en kind een van de sterkste bindingen die er op aarde bestaan. Deze band is zo sterk en overheersend dat veel moeders alles over hebben voor hun kind. Dit is een onmiskenbare realiteit, die echter moeilijk te rijmen is met de woorden van Christus: “Wie zijn vader, moeder, vrouw en kinderen niet haat kan mijn volgeling niet zijn”. Met “haten” bedoelde Hij natuurlijk dat men in staat moet zijn er volledig afstand van te nemen (zoals Hij zelf voordeed). De weinige volgelingen die letterlijk aan dit veeleisend criterium beantwoorden zijn celibataire priesters, broeders of zusters. Het feit dat een vruchtbare vrouw steeds moeder kan worden, zou een van de redenen kunnen zijn waarom Christus enkel mannen heeft aangeduid als zijn apostelen, die in zijn naam hun opvolgers hebben gewijd. Deze bedenking is uiteraard geen zekerheid, maar enkel een mogelijkheid, samen met andere, waarover we het elders al hadden. In ieder geval werd de discussie hierover door onze vorige paus definitief als afgesloten verklaard, aangezien de Kerk enkel de ware Kerk van Christus kan zijn in zoverre zij trouw beantwoordt aan de wil van haar Stichter. Wie de Kerk echt wil dienen aanvaardt dit en vermijdt verdere verdeeldheid.
De Kerk handelt en onderwijst volgens criteria die in sommige opzichten niet in overeenstemming zijn met de overheersende westerse denkpatronen. Zij is o.a. van oorsprong hiërarchisch en niet “democratisch”, hetgeen overigens perfect logisch mag genoemd worden. Bij ons wordt haar gezag spijtig genoeg ondergraven door personen die enerzijds Kerkelijk Recht doceren of een functie hebben aan een theologische faculteit en anderzijds te pas en te onpas hun kritiek spuien in onze media op het kerkelijk instituut. Bij haast elk nieuw kerkelijk evenement worden zij als eersten door onze media geraadpleegd, in plaats van de officiële kerkelijke verantwoordelijken. De gewone gelovigen bekijken die wantoestanden met lede ogen, terwijl zij zich afvragen waarom onze kerkleiding niet kordaat hiertegen reageert. De al te lijdzame houding van onze kerkelijke overheden komt over als een teken van zwakheid en brengt bijkomende schade toe aan het imago van de Kerk.
Als laatste factor van imagoschade kunnen we er niet omheen om de golf van misbruikschandalen te vermelden. Zij zijn er de oorzaak van geweest dat velen de Kerk de rug toekeerden. De daders van die misdaden vormen in feite slechts een kleine minderheid van de geestelijkheid, maar de schade die zij de Kerk toebrachten is groot. Het contrast van hun handelingen met de leer en de geboden van het Instituut waaraan zij trouw zworen kan haast niet groter. Ook voor veel ongelovigen of mensen uit andere godsdiensten was de Kerk in meer of mindere mate een moreel lichtbaken. Dat licht is nu spijtig genoeg voor lange tijd gedoofd. De doelbewuste uitvergroting van de feiten door een pers met een grotendeels antikerkelijke grondhouding heeft daar ongetwijfeld haar steentje toe bijgedragen.
In andere artikelen op deze website hebben wij ons standpunt hierover al uiteengezet. Volgens onze analyse is de enorme opstoot aan misbruikschandalen heel duidelijk gekoppeld aan de seksuele permissiviteit die sinds de helft van vorige eeuw zowel onze westerse maatschappijen als kerken heeft aangetast. De katholieke kerk wordt gedragen door miljoenen eenvoudige gelovige mensen. De voornaamste inspiratiebron voor hun gelovig leven zijn priesters waarvan verondersteld wordt dat zij een heilig leven leiden. Als sommigen daarvan ontmaskerd worden als bezoedelaars van kinderen, dan is de klap die het vertrouwen van de gewone lekengelovige krijgt uiteraard verschrikkelijk.
Het antwoord van aartsbisschop Fisichella op al deze uitdagingen is kordaat: “We gaan opnieuw ontdekken wat een geweldige schat aan cultuur en geloof we hebben opgebouwd in de laatste tweeduizend jaar. Ik ben geen romanticus en ik ben niet sentimenteel: ik denk niet dat de omslag nabij is. De crisis zal nog twintig, dertig jaar duren. Misschien nog wel langer. Maar ik leef nu, en dit is het moment van de ommekeer. Ik gooi de deur open en treed naar buiten. Nu!”.
IVH