
27-03-2014
In Montreal, de hoofdstad van Franstalig Canada, staat op de hoogten van de Mont Royal één van de grootste katholieke basilica van de wereld, met op de St. Pieters te Rome na de grootste koepel. Hier te lande is het onvoldoende bekend dat dit deel van Canada, dat ook wordt aangeduid met de officiële naam Province de Québec, nagenoeg 100 procent katholiek is, en ondanks de ook daar woekerende secularisatie en het gebrek aan priesters en roepingen, is het gebied inclusief de steden nog steeds sterk doordrongen van het katholicisme. Alleen al in Montreal staan de kathedraal Marie Reine du Monde, de basiliek Notre-Dame de Montréal, het voornoemde Oratoire Saint Joseph du Mont Royal, naast tal van klooster- en parochiekerken. Zowel dit oratorium als de basiliek Sainte-Anne-de-Beaupré in de omgeving van Quebec–City, trekken jaarlijks duizenden katholieke pelgrims aan, zowel uit Canada als uit de noordelijke Verenigde Staten. Als men de provincie Quebec doorkruist valt op dat het grootste deel der gemeenten een heiligennaam hebben. Katholicisme valt ook grotendeels samen met “van Franse afkomst zijn” en heeft de Franstalige Canadezen verbonden in hun strijd voor het behoud van hun identiteit.
Maar laten we teruggaan naar dat enorme oratorium ter ere van de H. Jozef. De bouw hiervan gaat terug op Broeder André, een zeer populaire heilige van de negentiende tot twintigste eeuw.
Zijn jeugdjaren
Broeder André werd geboren als Alfred Bessette, in het dorp Saint-Grégoire-le-Grand, in het kanton Haut-Richelieu van de provincie Quebec, op 9 augustus 1845. Hij stamt uit een eerder arm gezin. Vader Isaac Valentin Bessette werkt als houthakker, zijn moeder is Clothilde Foisy.
Vader sterft ten gevolge van een fataal werkongeval in 1855, en nadat de familie verhuist naar Saint-Césaire sterft ook de moeder in 1857. Alfred en de andere kinderen van het gezin worden opgevangen door een tante, en al heel snel moet de jonge wees werk zoeken, wat niet evident is gezien zijn zwakke gezondheid. Nadat hij zich heeft aangesloten bij een groep Frans-Canadese seizoenarbeiders verdient hij gedurende meerdere jaren zijn brood in diverse staten van de USA (Connecticut, Rhode Island, Massachusetts…) in de daar in die periode florerende katoennijverheid.
Na de proclamatie van de Canadese Federatie gaat Alfred terug naar Canada en woont een tijdje in bij zijn broer Claude en zijn zus Léocadie. Hij gaat dan werken als knecht op de pastorie van Saint-Césaire. Wanneer Alfred 23 jaar is presenteert de toenmalige pastoor, André Provençal, de deugdzame en vriendelijke jongen als novice-broeder bij de Congregatie van het H. Kruis (niet te verwarren met de Opus Dei – priesters van het H. Kruis, n.v.d.r.) en meer bepaald in het college Notre-Dame te Montréal. We schrijven dan 22 november 1870.
Omwille van zijn lage ontwikkeling en zijn aanhoudende gezondheidsproblemen twijfelt het hoofd van de congregatie of Alfred wel kloosterling kan worden. Zijn noviciaat duurt dan ook relatief lang: volle drie jaar. Maar uiteindelijk spreekt de nieuwe broeder André zijn tijdelijke geloften uit in 1872 en zijn eeuwige geloften twee jaar later. Hij wordt de portier van het college en blijft dat tot in 1909. Daarenboven staat hij in voor het reinigen van de gebouwen, de boodschappen voor de communauteit, het verdelen van de inkomende post. Ook het verzorgen van zieke studenten valt onder zijn taken en dat is van belang voor het verdere verloop van dit heiligenleven.
Al van jongs af koesterde de jonge Alfred, nu Broeder André, een grote verering voor de H. Jozef, en ook dat speelt een voorname rol in zijn verdere groei tot heiligheid.
Van kloosterbroeder tot thaumaturg:
Vanaf het ogenblik dat Broeder André aangesteld werd als ziekenverzorger, kweet hij zich met hart en ziel aan deze taak, één van zijn vele. In 1877 verzorgt hij een van zijn medebroeders, Aldéric, die al langdurig last had van een beenwonde, maar die onmiddellijk na de behandeling geneest. Hetzelfde gebeurt met een student met zware koorts, die op voorspraak van de H. Jozef onmiddellijk geneest en na een paar uren door Broeder André naar buiten gestuurd wordt om te gaan spelen.
Tot de eigen verwondering van Broeder André gaat het nieuws snel rond in het stadskwartier Côte-des-Neiges, waar het college gevestigd is, en bieden gelovigen zich aan voor een ontmoeting met de broeder “die alle kwalen geneest”. Meer en meer stromen mensen toe die hun ziekten toevertrouwen aan het gebed van Broeder André, die met hen bidt, hun leed toevertrouwt aan St. Jozef, hen een medaillon meegeeft, dan weer een wonde verzorgt met olie uit de lamp die voor het beeld van St. Jozef brandt. Meer en meer mensen verklaren dat zij door de broeder genezen werden, en ondanks beschuldigingen dat hij niet meer is dan een charlatan, blijft zijn reputatie van genezer toenemen.
Als het portiersgebouw te klein wordt om alle zieken te ontvangen, verplaatst Broeder André zijn ontvangstruimte naar het wachthuis van de publieke tramlijn, dat net voor het college is gelegen. Omstreeks 1900 leidt hij de bezoekers naar een beeld van St. Jozef dat hij iets verder op de Mont Royal had geïnstalleerd, om er te bidden.
Het eerste oratorium:
Met toelating van zijn oversten en van de aartsbisschop van Montréal, mag Broeder André er een kapel laten bouwen ter ere van St. Jozef. De bouw kan integraal bekostigd worden door de spontane donaties die van overal toestromen. Het aantal onverklaarbare genezingen blijft groeien, de stroom pelgrims evenzeer. Omdat het allemaal te veel wordt voor één man, neemt de leiding van de communauteit van het St. Jozefcollege het beheer van het oratorium over van hun medebroeder. Die komt dan met het voorstel om er een heuse basiliek te bouwen ter ere van St. Jozef en ter vervanging van de aanvankelijke kapel, die inmiddels veel te klein was geworden. We schrijven dan 1910. Broeder André krijgt de hulp van een medebroeder om de stroom brieven aan hem gericht te kunnen beantwoorden.
Bouw van het Oratorium van de H. Jozef op de Mont Royal:
Doordat de donaties evenals het aantal pelgrims blijven toestromen, terwijl ook het aantal bewonderaars van “de kleine broeder” in Quebec en ver erbuiten toenemen, staat niets de bouw van een veel groter kerkgebouw nog in de weg.
Vanaf 1913 wordt er gebouwd aan de crypte die plaats geeft aan 1.000 gelovigen en die al in 1917 ingewijd wordt. Daarna, vanaf 1923, wordt er, op basis van plannen van de architecten Alphonse Venne en Dalbé Viau, gewerkt aan de oprichting van één van de grootste kerken ter wereld.
De beslissing tot deze bouw werd uiteraard genomen door de aartsbisschop van Montreal, samen met de oversten van de Congrégation de la Sainte-Croix. De werken worden integraal gefinancierd uit fondsen die ter beschikking gesteld worden door het aartsbisdom, christelijke organisaties, groepen bewonderaars uit binnen- en buitenland, congregaties, syndicaten, enz.
Belangrijk is echter dat de beslissing er komt op basis van het diepe geloof en het gebed van Broeder André, waarvan het volgende getuigenis (in vertaling): « Na het tonen van grote terughoudendheid over zijn project, lieten zijn superieuren zich uiteindelijk overhalen door de oprechtheid, eenvoud en overtuiging van hem die, om zijn zaak te ondersteunen, zich niet beriep op enig wonder of visioen, maar alleen op zijn toewijding aan de H. Jozef. Bij deze ijver voegde zich de liefde tot God, het navolgen van het Evangelie, evenals zijn verering van de Heilige Familie en het Heilige Hart van Jezus. Aan zijn goede vrienden vertelde hij de Passie met zoveel emotie dat ze werden geroerd en getransformeerd. Met hen maakte hij de Kruisweg, en aan allen vroeg hij om te bidden. »

Het gebouw zonder de koepel was klaar in 1936. Pas in 1967 was de kerk helemaal af (*). Ook vandaag nog komen duizenden pelgrims jaarlijks naar dit immense oratorium, dat werd uitgeroepen tot het wereldcentrum van de verering van St. Jozef. De oorspronkelijke kapel bleef behouden.
Overlijden:
In 1936, tijdens een bezoek aan New York, waar broeder André o.a. Rockefeller ontmoet om fondsen te vragen voor de verdere afwerking van het nieuwe oratorium, wordt hij onwel, en verzoekt hij om naar zijn thuisland te worden vervoerd. Daar, in het hospitaal van Saint-Laurent, overlijdt hij op 6 januari 1937, op eenennegentigjarige leeftijd. Bijna onmiddellijk stromen rouwende pelgrims uit gans Noord-Amerika naar Montréal om hem de laatste eer te betuigen.
Zijn overlijden schept zulke grote emoties, in Canada en de USA, dat zelfs Radio Canada er een uitgebreide reportage aan wijdt. Broeder André wordt begraven in een tombe van zwart marmer in het nieuwe Oratorium.
De lange weg naar de canonisatie:
Al in 1940 constitueert Mgr. Charbonneau, toenmalig aartsbisschop van Montréal, een kerkelijk tribunaal om de geschriften van Broeder André te onderzoeken in het licht van een mogelijke zaligverklaring. In 1941 starten de werkzaamheden van een informatief proces naar de deugden van de broeder, onder leiding van kanunnik Adélard Arbour.
Pas in 1958 worden de resultaten van beide procedures naar het bevoegde kardinalencollege in Rome verwezen. In 1963 wordt bij opening van het graf van Broeder André vastgesteld dat zijn lichaam nog nagenoeg intact is.
Op 20 juni 1978 wordt hij “eerbiedwaardig” verklaard door Paus Paulus VI. Als een eerste mirakel als dusdanig wordt erkend door de Kerk, wordt Broeder André, geboren Alfred Bessette, op 23 mei 1982 zaligverklaard. Het eerste mirakel betreft een Amerikaans burger, Giuseppe Carlo Audino, uit Rochester-New York, die miraculeus geneest van een ongeneselijke leverkanker (als wonderbaarlijke genezing erkend door 9 artsen).
Gedurende de volgende jaren komen uit meerdere landen in en buiten Amerika 10 miljoen handtekeningen binnen om de heiligverklaring van de Zalige Broeder André te vragen.
Het tweede mirakel, erkend in oktober 2009, betreft een tienjarige jongen die, na een ongeval met een auto, in coma en met een dubbele schedelfractuur werd opgenomen in het hospitaal, waar er voor zijn leven werd gevreesd. De coma duurde al drie weken. Op het ogenblik dat een familielid aan het bidden is op het graf van Broeder André in het Oratorium, blijkt dat de jongen uit de coma ontwaakt en volledig geneest. Zijn wonderbare genezing wordt beschreven in een rapport van 800 pagina’s, dat aan de Commissie voor de Heiligverklaringen wordt overhandigd.
De heiligverklaring, door paus Benedictus XVI, volgt pas op 19 februari 2010. De mis van de heiligverklaring gaat door in het grote olympische stadium van Montréal, in aanwezigheid van 50.000 gelovigen en tal van prominenten en bisschoppen.
Slotbeschouwingen:
Alfred Bessette was een onopvallend persoon, amper 1m55 groot, mager en in zijn jeugd veelal ziekelijk, maar met een enorm – zij het eenvoudig – geloof, en eveneens met een grote en devote liefde voor St. Jozef, de H. Familie en het H. Hart van Jezus.
Nooit heeft hij zich beroepen op genezende krachten, die hij louter toeschreef aan het gebed, de devotie en het geloof van degenen die genazen.
Het wondere ligt in de grote aantallen mensen die door zijn gelovige tussenkomst effectief genazen, maar ook aan de onmiddellijke en enorme groei van het aantal gelovigen die hem bij leven opzochten, het ontstaan van het oratorium St.-Joseph, en de tot op heden voortdurende toestroom van pelgrims naar de Mont Royal.
Opvallend blijft zijn eenvoud, zijn kleinheid voor God, en daarin kan deze moderne heilige tot voorbeeld strekken in onze geseculariseerde wereld. Het geloof dat bergen verzet is sterker dan eender welke doctrine van wetenschappelijke aard. Het bewijs daarvan zijn de vele wondere genezingen die aan Broeder André worden toegeschreven.
L.P.
(*) N.v.d.r. De bouwgeschiedenis van deze basiliek liep dus grotendeels parallel met deze van ons nationaal heiligdom, de Basiliek van het H. Hart van Koekelberg. Deze liep van 1905 tot 1970. Hier kwam het oorspronkelijk initiatief niet van een nederige broeder, maar van de actueel fel omstreden koning Leopold II. De bouw ervan heeft lang aangesleept en het duurde ook hier bijzonder lang vooraleer de uiteindelijke koepel kon worden afgewerkt. Vele gelovigen hebben eraan bijgedragen, via giften en de jaarlijkse omhalingen, die de ouderen onder ons nog zullen herinneren.