
16-01-2021
Introductie
“Moeder Teresa”, wie kent haar niet? Zij wordt wereldwijd geëerd als een icoon van menslievendheid en zelfgave ten dienste van noodlijdenden, over de grenzen van naties en geloofsovertuigingen heen. Maar dat betekent niet dat zij iedereen naar de mond praatte. Zij had een heel eenvoudige en begrijpelijke spreekstijl, zonder intellectuele franjes, maar gaf daarmee zonder omwegen haar mening te kennen. Dit kleine zustertje, toonbeeld van eenvoud en directe naastenliefde, nam aldus haar plaats in tussen de grootste en merkwaardigste persoonlijkheden van onze tijd.
Haar jeugd, roeping en opleiding
Op 26 augustus 1910 werd zij geboren in Skopje, hoofdstad van het huidige Noord-Macedonië, maar in die tijd nog behorend tot het Ottomaanse Rijk. Haar doopnaam was Agnes Gonxha Bojaxhiu. Haar ouders waren diepgelovige katholieken en gaven met woord en voorbeeld hun geloofsovertuiging door aan hun dochter. Toen zij acht jaar was stierf haar vader, maar ondanks de moeilijker geworden omstandigheden, leerde zij van haar moeder, die drie kinderen had, de naastenliefde te blijven beoefenen: “Mijn kind, eet nooit een mondvol zonder te delen met anderen”. De kleine Agnes waste tweemaal per dag een alcoholiste, die zich niet meer kon verzorgen.
Op haar twaalfde voelde zij voor het eerst haar religieuze roeping tijdens een bedevaart naar de Zwarte Madonna van Letnice en zes jaar later, in 1928, trok zij naar Ierland om bij de Zusters van O.L.V. van Loreto in Rothfarnham, Engels te leren met het oog op missiewerk in India. Zij nam er de naam aan van Maria Teresa, in verwijzing naar de H. Theresia van Lisieux. Na een jaar vertrok zij naar Darjeeling in India, waar zij haar noviciaat voltooide zij en haar eerste geloftes aflegde.
Haar eerste werkperiode in Calcutta
Van Darjeeling werd zuster Maria Teresa naar een hospitaaltje in Calcutta gestuurd waar zij de extreme armoede en ellende leerde kennen van veel inwoners van deze stad. In 1937, na haar definitieve beloften van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede, werd zij aangesteld als onderwijzeres in een school voor meisjes uit de armste Bengaalse families van Calcutta. Zij werd er aangesproken als Moeder Teresa, de naam waarmee zij nadien wereldwijd bekend zal raken. Zij leerde vlot Bengaals en Hindi te praten, gaf les in geografie en geschiedenis en trachtte door haar opvoedingswerk de meisjes uit hun armoede te tillen. Door haar voorbeeld en benadering trachtte zij haar leerlingen ook naar een leven van devotie voor Christus te leiden. In 1944 werd zij de directrice van de school.
Verschillende Belgische Jezuïeten waren werkzaam in Calcutta. Een van hen, Pater Celeste van Exem, geboren in Ieper, werd haar biechtvader en zal haar geestelijk begeleiden bij de beslissingen die haar definitieve levensrichting zullen bepalen. Moeder Teresa bleef hem ook later aanschrijven, tot aan zijn dood in 1993. Deze brieven, samen met die naar anderen, zoals haar uit Antwerpen afkomstige plaatselijke aartsbisschop Mgr. Ferdinand Périer, behoren tot de belangrijkste bronnen van inzicht in haar innerlijk leven en strijd. Tijdens haar werk in de school bekommert Moeder Teresa zich ook voor de armen in hun wijken en betrekt daar haar leerlingen bij. In die jaren werd de streek getroffen door een zware hongersnood, die naar schatting meer dan 2 miljoen Bengalen het leven zou kosten.
Op 10 september van 1946 kreeg Moeder Teresa een tweede roeping, de “roeping in haar roeping” die haar verdere leven zal bepalen. Dat gebeurde terwijl zij voor haar jaarlijkse retraite terugreisde naar Darjeeling. Christus vraagt haar naar Hem toe te gaan in de “armsten der armen”. Tijdens de retraite blijft die stem aandringen en in een visioen ziet zij een menigte diep ongelukkige mensen die om hulp schreeuwen. Teruggekeerd vraagt zij aan haar biechtvader haar te helpen om haar nieuwe roeping waar te maken. Gebonden door haar gelofte van gehoorzaamheid, kon dit enkel door een officiële kerkelijke goedkeuring. Uiteindelijk krijgt zij na anderhalf jaar moeizaam aandringen een “indult van exclaustratie”, hetgeen haar toelaat om religieuze te blijven en eventueel naar haar oorspronkelijke orde terug te keren, zo haar nieuwe project ten dienste van de armen niet zou slagen.
De stichting en uitbreiding van de “Missionaries of Charity”
In augustus 1948 kleedt zij zich met de witte sari met blauwe biezen, die zij en haar latere medezusters heel hun leven zullen dragen bij hun werk. Na een basiscursus van zes maanden medische training bij de Medische Missiezusters, trekt zij naar de sloppenwijken van Calcutta met als enige doel “de ongewensten, onbeminden en al degenen waar niemand naar omkeek” te helpen. Zij start met een openluchtschool en kan het stadsbestuur overtuigen haar een vervallen gebouw te schenken, als opvanghuis voor de op straat stervende behoeftigen. Zij wordt hun troostende engel.
Stilaan sluiten meisjes, aan wie zij voorheen les gegeven had, zich bij haar aan en zelfs onderwijzeressen. Uiteindelijk ziet Moeder Teresa haar werk uitgroeien tot een volwaardige nieuwe religieuze orde. In 1950 verkrijgt zij van Paus Pius XII de toestemming voor de stichting van de “Orde van de Missionarissen van de Naastenliefde”, waarvan de leden beloven heel hun persoon te wijden aan de dienst van de allerarmsten en niets voor zichzelf te houden. Belangrijk hierbij is het dagelijks persoonlijk en gemeenschappelijk gebed, een noodzakelijke voorwaarde om dit vol te kunnen houden.
Moeder Teresa bidt voor meer roepingen en haar gebeden worden verhoord. Ook de hulp stroomt toe vanuit de hele wereld. Tussen 1950 en 1960 opent zij een leprozenhuis, een weeshuis, een verpleeghuis, een familiekliniek en een reeks mobiele klinieken. In 1970 opent zij haar eerste Amerikaanse “House of Charity”. In 1982 gaat zij naar Beiroet, waar zij, op het hoogtepunt van het Israëlisch beleg, de frontlinie doorkruist en zich zowel over de christelijke kinderen in het oostelijke stadsgedeelte als over de moslimkinderen in het westelijke ontfermt. Haar orde blijft internationaal verder uitgroeien. In 1979 werd de orde uitgebreid met een mannelijke tak van “Missionaries of Charity Brothers” en in 1984 met een priesterlijke, “Missionaries of Charity Fathers”. Bij haar dood in 1997 heeft de orde 610 stichtingen in 123 landen, meer dan 4.000 leden en daarenboven duizenden lekenhelpers.
In 2020 telt zij meer dan 5.000 leden. Wegens hun werk in de armste wijken worden de zusters sterk getroffen door de Covid 19 pandemie.
Haar interne strijd
Haar nieuwe roeping ging gepaard met een verborgen innerlijke strijd. Uiterlijk bleef zij de zuster met de zachte glimlach, die zich met hart en ziel ontfermde over armen, zieken en stervenden. Maar innerlijk voelde zij de aanwezigheid van God niet meer en haar ziel werd verscheurd door geloofstwijfels. Dat kwam pas na haar dood aan het licht, via de correspondentie met haar geestelijke raadgever en superieuren. Haar raadgevers omschrijven dit over het algemeen als een “geestelijk louteringsproces”, waarmee ook andere grote heiligen hebben geworsteld. Christus zelf voelde zich vlak voor zijn dood verlaten door zijn Vader, maar legde enkele ogenblikken daarna zijn geest in diens handen. Zo ook bleef Moeder Teresa, ondanks de innerlijke duisternis die zij ervoer, tot aan haar dood trouw aan haar roeping en godsgeloof.
Kritiek en verdachtmakingen
De wereldwijde bekendheid en de waardering voor een “conservatieve” katholieke non was een doorn in het oog van materialistisch geïnspireerde denkers. Een Vlaams spreekwoord zegt “hoge bomen vangen veel wind” en een ander luidt: “Wie een hond wil slaan vindt gauw een stok”. De soms heel gemene kritiek van sommige intellectuelen, waarvan niet geweten is of ze ooit één vinger hebben uitgestoken om behoeftigen te helpen, is hiervan een goed voorbeeld. Men verwijt haar bv. de minderwaardige hygiënische omstandigheden in haar opvanghuizen, zonder rekening te houden met de plaatselijke context en mogelijkheden. Men moet vooral ook kijken naar de hoofdbedoeling van haar werk: verwaarloosde mensen in hun geestelijke waardigheid te herstellen, door hen een glimp van Gods liefde te tonen.
De materiële hulp die Moeder Teresa en haar organisatie bood was in eerste instantie vooral “eerstelijnshulp”, met de middelen en mogelijkheden die voorhanden waren. In de beginperiode waren er bv. geen verdovende middelen, omdat die voorbehouden waren voor de gevestigde hospitalen. Injectienaalden moesten met water worden schoongemaakt. Haar werd ook verweten dat zij “vriendschappelijk” omging met sommige dictators, vergetend dat een christen niemand mag uitsluiten. Haar orde zou zich ook schuldig gemaakt hebben aan “verdachte geldstromen”. Vanwaar die kwamen en waarheen zij gingen weten blijkbaar alleen de verspreiders van die berichten. De zusters zelf leven in soberheid en hebben daar geen enkel persoonlijk voordeel bij.
De voornaamste beschuldiging, die hierbij telkens als een mantra wordt herhaald, zijn haar “dogmatische” standpunten over abortus, contraceptie en scheiding. Die zouden “een smet zijn op haar heilige leven”. Als overtuigde katholieken die houden van al onze medemensen, kunnen wij haar daar alleen zeer dankbaar voor zijn. Moeder Teresa was, zoals wij, voorstandster van de “natuurlijke gezinsplanning”. Men lost de maatschappelijke problemen niet op door mensen prenataal te elimineren en ook niet door ze artificieel te pre elimineren. Niets zo venijnig en besmettelijk als kwaadsprekerij: vele andere grote voorbeelden werden aldus postuum beklad.
Haar wereldwijde erkenning
Moeder Teresa kreeg de volgende onderscheidingen (bron: Wikipedia):
1962: Ramon Magsaysay Award
1971: Paus Johannes XXIII vredesprijs
1971: John F. Kennedy Award
1972: Nehru Award
1973: Templetonprijs
1978: Balzanprijs
1979: Nobelprijs voor de Vrede
1980: Bharat Ratna (Het “Juweel van India”: de hoogste civiele onderscheiding van India)
1984: Damian Dutton Award
1992: UNESCO prijs voor Vredeseducatie
1996: Ereburger van de Verenigde Staten
Heel wat zaken, gebouwen, lanen enz., werden als eerbetoon naar haar genoemd, zelfs een KLM vliegtuig.
Haar heiligverklaring
Haar vlugge heiligverklaring was voor heel wat mensen die haar gekend hadden geen verrassing, want zij aanzagen haar al voor haar dood als een levende heilige: een vrouw die haar leven volledig in dienst stelde van haar verworpen en vergeten medemensen, zowel geestelijk als lichamelijk.
Over de twee mirakels waarmee zij achtereenvolgens zalig en heilig verklaard werd is veel te doen geweest. Voor sommigen zijn ze onverklaarbaar, terwijl anderen het miraculeuze ervan in twijfel trekken. Belangrijker lijkt ons haar leven zelf, gekarakteriseerd door onafgebroken heldhaftige zelfverloochening, gebed, onderricht, ziekenzorg, en nog veel meer, dag en nacht ten dienste van God en haar medemensen. Het kerkelijk onderzoek heeft dit enkel bevestigd.
Op 4 september 2016, een dag voor de 19e verjaardag van haar dood (5 september, tevens haar kerkelijke feestdag), verklaarde Paus Franciscus tegenover tienduizenden die zich in Rome verzameld hadden (eigen vertaling uit het Latijn): “Na een grondige deliberatie en veelvuldig gebed voor goddelijke bijstand, en na consultatie van vele van onze broeders bisschoppen, verklaren en bevestigen we dat de Zalige Teresa van Calcutta heilig is en nemen haar op in de lijst van heiligen, bepalend dat zij aldus vereerd moet worden door de hele Kerk”. Hij prees haar levenswerk en zei o.a. over haar: “In alle aspecten van haar leven was Moeder Teresa een gulle verdeelster van goddelijke barmhartigheid, zichzelf voor iedereen ter beschikking stellend door haar verwelkoming en verdediging van het menselijk leven, de ongeborenen en zij die werden verlaten en afgedankt… Zij boog zich over degenen die uitgeput waren, voor dood achtergelaten aan de kant van de weg en zag hun door God gegeven waardigheid. Zij verhief haar stem tegenover de machtigen van deze wereld, opdat zij hun schuld zouden erkennen voor de misdaad van armoede die zij hebben geschapen”.
Over zichzelf zei Moeder Teresa eenvoudig het volgende: “Door bloedverwantschap ben ik Albanees, door staatsburgerschap ben ik Indisch, door geloof ben ik een katholieke zuster. Wat betreft mijn roeping behoor ik tot de wereld. Wat betreft mijn hart behoor ik volledig tot het Hart van Jezus”.