(Lima, 9 december 1579 – 3 november 1639)

02-10-2021
In voorgaande afleveringen hadden we het meestal over Europese heiligen. Ditmaal hebben we het over een heilige uit het continent van Paus Franciscus, waar hij zeer vereerd wordt.
Martinus van Porres zette zich bijzonder in voor de armen. Hij stichtte met steun van zijn zus een weeshuis en een kinderziekenhuis. Hij leidde verder een sober leven. In de kunst wordt hij vaak afgebeeld met een bezem: geen werk was hem te min, ieder werk kon tot heiliging leiden. Martinus was bevriend met Rosa van Lima, die de eerste vrouwelijke heilige van Zuid-Amerika zou worden. (Bron: Wikepedia).
We geven hierna een kort overzicht van zijn leven vol zelfgave ten dienste van zijn medemensen. (Bron: Katholiek Nieuwsblad, Michaël As, 31-10-2014).
“Vader onbekend”. Daar staat Ana Velasquez, in de kerk van San Sebastian in de Peruaanse hoofdstad Lima, met in haar armen de enkele uren oude Martin. Vader is de Spaanse Juan de Porres. Zij is een vrije slavin en hun zoontje is zwart. Hij vader van een zwarte? Dat nooit. Later krijgt Juan spijt en zorgt ervoor dat Martin een opleiding krijgt als kapper en chirurgijn. Hij scheert, knipt en doet aderlatingen.
Vijftien jaar oud wordt de jongen opgenomen door de dominicanen. Als lekenbroeder mag hij bezemen en schoonmaken. Daar ontmoet hij de zeven jaar jongere zuster Rosa. Onbegrepen door iedereen praten zij over hun geloof en mystieke ervaringen.
Wat de broeders al snel zien, is dat Martin geen gewone jongen is. Zijn geloofsleven is een voorbeeld, mensen komen bij hem om raad en genezing. Zelfs dieren luisteren naar hem. Eerst komt één broeder met een wond en zuster Rosa levert de kruiden – weldra volgt het hele klooster. Waarop Martin alsnog tot het noviciaat wordt toegelaten.
Maar jaloezie is van alle tijden en plaatsen: een medenovice noemt hem een gekleurde hond. Een die niet tegen onrecht kan dan. Als hij eens negers de vloer ziet vegen, vraagt Martin naar de reden. “Daarmee betalen we onze maaltijd”. “Maar gisteren hoefden blanken dat niet” zegt hij, waarop de verantwoordelijke broeder beschaamd de bezem overneemt.
Dat hij medebroeders geneest? Héél mooi. Stakkers? Goed. Maar dat hij zieken in zijn cel verzorgt, dat gaat te ver. De kans op besmetting is te groot. En als geklaagd wordt dat zijn lakens stinken, zegt broeder Martin: “Water en zeep wassen die schoon, maar voor liefdeloosheid heb je boete nodig”. Nadat hij dat van de prior niet meer mag, en er toch een zieke in zijn cel wordt gevonden, zegt broeder Martin deemoedig: “Ik woog gehoorzaamheid en naastenliefde en dacht dat dat laatste meer gewicht had.”
Vele wonderen, waaronder bilocatie, worden aan broeder Martin toegeschreven. Bedelaars, monniken en leiders komen bij hem om genezing. En als de anderen slapen, ligt broeder Martin in aanbidding voor het Allerheiligste en ziet Jezus en Maria. Verdrietig moet hij voortijdig afscheid nemen van zuster Rosa, die niet ouder wordt dan 31. Zelf mag hij 60 worden.
Wanneer zijn einde nadert, staan de broeders om hun “heilige”, die de gekruisigde Heer tegen zijn borst drukt. Hij zingt het credo en terwijl hij zingt “et homo factus est”, sluit hij op 3 november 1639 de ogen.
Rosa van Lima werd al in 1671 heilig verklaard. Martin de Porres pas in 1962, door de heilige Paus Johannes XXIII. Zijn feestdag is vastgesteld op 3 november.
Zijn betekenis voor onze tijd:
-respect voor alle rassen
-dienstbaarheid
-hulp aan mensen in nood, asielzoekers, straatlopers
Er zijn verschillende Spaanse en Mexicaanse werken over zijn leven in film en televisie, met de Cubaanse acteur Rene Muñoz in de hoofdrol. De meeste verwijzen naar zijn mulat-oorsprong, zijn wonderen en zijn leven van nederigheid. De bekendste films zijn Fray Escoba (Broeder Bezem) (1963) en Un mulato llamado Martin (Een mulat genaamd Martin) (1975).