
23-11-2011
Op 1 oktober viert de Kerk de gedachtenis van Theresia van het Kind Jezus (of Theresia van Lisieux), Karmelietes, door Johannes–Paulus II tot Kerkleraar verheven in 1997.
Wat was er zo speciaal, zo verwonderlijk, dat ondanks de beslotenheid van een Karmelietessenklooster, deze jong gestorven religieuze bij het begin van de twintigste eeuw zo populair werd en dat ze al in 1925 (28 jaar na haar dood) heilig werd verklaard?
Als je het met het oog van een hedendaagse westerling bekijkt, weinig. Allicht vallen er dan woorden als hysterisch, waanzinnig, psychisch gestoord, … want zeg nu zelf, welk veertienjarig meisje kan er toe worden aangetrokken zichzelf levend te begraven in een slotklooster?
Het leven van Theresia:
Thérèse Martin werd geboren op 2 januari 1873 in de Normandische stad Alençon, als dochter van Louis Martin en Marie – Azélie Guérin. Toen ze vier jaar was overleed haar moeder, wat zeer zeker een stempel zal hebben gedrukt op haar verdere leven en de beslissingen die zij later zou nemen. Het is gekend dat het kleine meisje een moeder miste, en ze zou als kind eerder moeilijk in de omgang en zelfs een kleine dwingeland geweest zijn. Op haar tiende werd ze ernstig ziek, waarschijnlijk een ernstige vorm van hysterie. Op een bepaald ogenblik vreesde men voor haar leven. Dit duurde totdat een Mariabeeld in haar kamer naar haar glimlachte. Thérèse genas volkomen. In die periode ontstond een aandrang, een roeping om religieuze te worden.
Al op haar veertiende wilde ze toetreden tot de orde der Karmelietessen. Ze kreeg wel de toelating van haar vader, die reeds twee oudere dochters had zien intreden bij de Karmelietessen, maar de lokale bisschop weigerde gezien haar jonge leeftijd. Een klein fait divers : toen ze zich aanmeldde om in te treden kamde ze haar haren in een dot, om er ouder uit te zien. Getuigen die haar in die periode kenden vermelden ten andere de grote humor van de jonge Thérèse.
Thérèse besloot, gezien de weigering van de lokale bisschop, rechtstreeks de toestemming tot intrede te richten aan paus Leo XIII, dewelke haar die effectief gaf. Hij gebruikte o.a. in zijn antwoordbrief de zinsnede “als God het wil”.
In 1888 trad Thérèse in als vijftienjarige in de orde van de Ongeschoeide Karmelietessen in Lisieux, waar ze de naam aannam van Thérèse de l’Enfant Jésus et de la Sainte-Face (Theresia van het Kind Jezus en het Heilig Aanschijn). Al in 1890 werd ze geprofest en hetzelfde jaar werd ze door haar overste aangesteld als novicemeesteres. Te vermelden: twee zussen van Thérèse, waaronder haar lievelingszus Pauline, waren haar voorgegaan en waren eveneens Karmelietessen in hetzelfde klooster. Een zus was overste van het klooster en op haar verzoek begon Thérèse vanaf 1895 haar levensverhaal op te schrijven. In 1896 werd bij haar tuberculose vastgesteld, en een jaar later, in 1897, overleed zuster Thérèse van het Kind Jezus op amper vierentwintigjarige leeftijd.
Een medezuster zei ooit dat er niets bijzonder te vertellen viel over Thérèse, behalve dan haar diepe verbondenheid met haar bruidegom Christus.
Het leven van Theresia verliep met een geleidelijke groei van haar diepgewortelde geloof en haar verlangen naar echte heiligheid. Haar verbondenheid met Jezus was de basis van haar diepgang. Haar levensbeschrijving, in gehoorzaamheid neergeschreven, en gepubliceerd en bewerkt door haar zus, zuster Agnès de Jésus, onder de titel “Histoire d’une Âme” vertelt de lezer diepgaand over de verhouding van zuster Thérèse met Jezus, met de Kerk, en haar grote liefde en bewondering voor de priesters. Dit boek werd vrij snel in meer dan veertig talen vertaald en kende in de toenmalige katholieke wereld een enorm succes, getuige daarvan ook de vele (al dan niet geromanceerde) boeken en films die over haar verschenen, resp. gemaakt zijn.
In de katholieke actie van het eerste kwart van de 20° eeuw, werd Theresia van Lisieux alom bekend en vereerd. Haar zaligverklaring kwam er op 29 april 1923, de heiligverklaring volgde op 17 mei 1925. In 1997 werd ze door paus Johannes-Paulus II tot kerkleraar uitgeroepen.
Titus Brandsma zei ooit over “de Kleine Theresia”: “Veelal verwacht men van een heilige iets bijzonders, iets dat van het gewone afwijkt, iets dat men de poëzie van een heiligenleven zou kunnen noemen. En nu ziet men het zo prozaïsch gewoon, dat men er uiterlijk de heilige niet in ziet. Maar dat is juist de ware heiligheid “.
De H. Theresia van het Kind Jezus wordt vereerd als patrones van missionarissen en priesters, van religieuzen en het missiewerk. Ze is ook patroonheilige van Frankrijk en Rusland.
Ze wordt vereerd omwille van haar grote liefde voor Jezus, haar verlangen naar eenheid met Hem.
Vooral bekend zijn haar bedenkingen en raadgevingen die vervat zijn in haar “Kleine leer over de kleine weg “. Het gaat hierin om een aantal aspecten van deze kleine weg die uitdrukking geven aan de zeer menselijke verwachtingen van de Kleine Theresa, aan haar verlangens om een echte heilige te zijn, aan haar twijfels, … Dit maakt haar zo menselijk dichtbij, en toegankelijk voor mensen vandaag, die op zoek zijn naar zingeving, naar God. Want inderdaad, in haar kloosterleven viel zij niet echt op, want ze deed de gewone dingen die elke slotzuster doet en moet doen. Dat alles ondanks haar diepe verlangen om “een grote heilige te worden “. De kleine weg is de weg van een kind dat weet te beminnen, maar dat zich ook bemind weet door Jezus. Ze weet dat elkeen een taak te vervullen heeft in het leven en in de Kerk, zoals elk onderdeel van ons lichaam. Maar ze schrijft zelf dat “ze alles tegelijk wil zijn “. In haar genoteerde gebeden staat o.a. “Ondanks mijn geringe kwaliteiten zou ik net als de profeten en leraren apostel willen zijn. Mijn Liefste, ik zou heel de wereld willen bewandelen en overal Uw evangelie brengen, Uw kruis planten. Martelaar wil ik zijn. Ik zou missionaris willen wezen, niet zomaar voor even, maar de hele tijd, tot aan het einde van de wereld “. Tijdens haar fatale ziekte schreef ze met de nodige zelfspot: “Ik die martelaar wilde zijn zal gewoon in bed sterven “.
Aan een pater Jezuïet vertelde ze ooit van haar verlangen naar heiligheid, en die had haar aspiraties enigszins veroordeeld, afgedaan als opgeblazen, hoogmoedige verlangens. In navolging van St Ignatius van Loyola (die zelf stelde: “als het op verlangens aankomt, meen ik, dat de grootste heilige mij niet kan overtreffen “) repliceerde ze dat haar verlangens met hoogmoed niets te maken hadden. En nog: “God heeft mij zelf deze grote verlangens gegeven “. Een andere uitspraak: “Ik moet me nemen zoals ik ben, met al mijn tekortkomingen en onvolmaaktheden, en zo heilig worden. Er moet dus een kleine weg naar de hemel zijn, recht toe, recht aan, en helemaal nieuw “. Ander citaat: ”Ik was benieuwd wat God met zo’n klein iemand zou doen. Ik zocht verder (in de bijbel, n.v.d.r.) en vond bij Jesaja 66,13: “zoals een moeder haar kind op de arm neemt en troost, zo zal ik u troosten “.
M.a.w. als mens hoef je niets anders te doen dan te verlangen en lief te hebben en het initiatief aan God over te laten in absoluut vertrouwen. Dat is de kleine weg van de H. Theresia van Lisieux.
Maar ze kende ook diepe twijfels, vooral naar het einde van haar korte leven: “Als je eens wist welke afschuwelijke gedachten in mij rondspoken. Het zijn materialistische gedachten en redeneringen die me zeggen: wacht maar af, als de wetenschappen nog wat verder zijn, ze zullen voor alles een natuurlijke uitleg vinden, voor alles bestaat een gewone verklaring, we weten nog niet veel, maar we zullen nog veel ontdekken… “. Uit dergelijke twijfels ontstaat haar angst dat ze door zo te denken God beledigt, ja zelfs heiligschennis pleegt. Er blijft haar dan niets anders over dan heel klein te zijn en volkomen aangewezen op Gods liefde, en daarin te geloven.
Tot slot: de H. Theresia van het Kind Jezus eerde de priesters, en bad om vele roepingen. Vele gebeden heeft zij al verhoord, laat ons daarom bidden voor herders voor onze arme Kerk in België, waar de behoefte aan gedreven en heilige priesters zeer groot is.
Voor jongeren is het misschien een uitdaging om even stil te staan bij het leven van deze heilige, en na te gaan waarom een zeer jong meisje zich zo tot Christus aangetrokken voelt, dat ze haar hele leven in zijn dienst kon stellen, door gewoon te doen wat van haar verwacht werd, doorheen de gewone kleine dingen die een mensenleven tekenen.
L.P.
“Door de Rozenkrans kun je alles verkrijgen. Met een mooie vergelijking kunnen wij hem zien als een lange keten die hemel met aarde verbindt; het ene uiteinde ligt in onze handen en het andere in die van de Heilige Maagd. Zolang de Rozenkrans wordt voorgedragen, kan God de wereld niet loslaten, want dit gebed is een krachtige oproep voor zijn Hart. Het is als een zuurdeeg dat de aarde doet herleven.
De lieve koningin van de hemel kan haar kinderen niet vergeten die voortdurend haar lofzang herhalen. De Rozenkrans stijgt als wierook op tot aan de voet van de troon van de Almachtige. Maria stuurt dit dan terug als een weldadige dauw, die de harten verkwikt. Er is geen gebed dat God meer behaagt dan de Rozenkrans. (…)”
St. Theresia van het Kind Jezus – (Geschrift van 1887) – eigen vertaling