11-05-2021
Heel wat antireligieuze kringen zullen waarschijnlijk tevreden zijn over hun werking. Het wordt immers met de dag duidelijker dat een goed deel van hun doctrinaire agenda al stevig is ingeburgerd in brede kerkelijke kringen, met een concentratie in West-Europa en als epicentrum ons bloedeigen Belgisch landje.
Een van hun bedoelingen is de clerus te beïnvloeden en een van de meest geëigende kanalen daartoe zijn de theologische centra. Zij staan open voor iedereen, al of niet gelovige leken zowel als toekomstige priesters. Een theologische opleiding is immers verplicht voor deze laatsten. Als eindresultaat van hun opleidingsproces zien we dat de theologische inzichten van een groot deel van onze clerus niet meer hoofdzakelijk het resultaat zijn van een betrouwbare apostolische geloofsoverdracht, maar dat zij sterk beïnvloed werden door een brede waaier aan niet katholieke theologische stromingen. Dit is m.i. een der hoofdoorzaken van de huidige geloofsverwarring, vooral in onze westerse katholieke Kerk.
Tijdens een recente zondagsmis via de radio, benadrukte een van onze bisschoppen dat het de hoofdtaak van de Kerk is de liefde te beoefenen. Een zeer juiste stelling, die na enkele inleidende bedenkingen uitmondde in een concrete opdracht: haar taak is het ‘de wereld te dienen’. Daar sta je dan, als verblufte katholiek die van kindsbeen af leerde dat Gods Rijk en “de wereld” permanent in een potentiële conflictsituatie leven. We werden overigens ook opgevoed in een “godsdienst” en niet in een “werelddienst”. We gaan er liever van uit dat die flater gebeurde met een goede bedoeling, maar verhelderend kan men zulke uitlatingen moeilijk noemen.
Het ontstaan en de ontwikkeling van geloofsverwarrende gedachtegangen gaat gepaard met de introductie van steeds verdergaande betekenisverschuivingen. Als gevolg daarvan is het eindresultaat van religieuze discours soms het tegenovergestelde van hetgeen de oorspronkelijke Bijbelse teksten vertellen over een bepaald onderwerp. Het woord dat op die manier waarschijnlijk het meest wordt misbruikt, is het woord “liefde”. Omdat dit woord in vele talen zeer uiteenlopende definities en connotaties kan hebben, leent het zich daar perfect voor.
In een religieuze context heeft “liefde” een zeer specifieke betekenis, die onafscheidelijk verbonden is met de christelijke visie op God. “God is liefde” is misschien wel de belangrijkste stelling van ons christelijk credo. Daarmee bedoelen we niet alleen dat God ons “graag ziet”, maar dat liefde zijn essentiële eigenschap is. Gods liefde is “heilig”, niet gecontamineerd door wereldse of kleinmenselijke bijbetekenissen of gedachten en dus ook niet bruikbaar ten dienste van verdoken agenda’s. We moeten eveneens goed beseffen dat God wezenlijk ook “Waarheid” is. Gods Zoon leerde ons: “Ik ben de Waarheid, de Weg en het Leven” (Joh.14:6). Samengevat kunnen we zeggen: “God is Liefde die ons de Ware Weg naar het Echte Leven toont”. Met dit laatste is natuurlijk niet ons aardse leven bedoeld en evenmin ons menselijk “liefdesleven”, maar het volle eeuwige Leven, waarin wij God zullen kennen “van aangezicht tot aangezicht” (1Kor.13:12).
Iedere christen en zeker iedereen die zijn medemensen iets wil leren over een juiste godsdienstige levenswijze, moet dus waken op een correct gebruik van het woord “liefde” in religieuze redeneringen. Toch zien we in toenemende mate het omgekeerde gebeuren. De recente heisa binnen onze geloofsgemeenschap over de “zegening van verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht” (1) is daar een sprekend voorbeeld van: Die personen hebben “liefde” voor elkaar en deze is een afstraling van Gods liefde. Bijgevolg verdient die verbintenis een zegening, liefst gelijk of vergelijkbaar met deze die de Kerk geeft aan het christelijk huwelijk tussen man en vrouw.
Vele trouwe christenen zien spontaan in dat in die redenering iets niet klopt, maar het is ook belangrijk om goed te beseffen waarom dit zo is en waar de redeneerfouten liggen. De menselijke liefde is van een heel andere orde dan de goddelijke, want zij is altijd in meerdere of mindere mate gecontamineerd door aardse belangen. In dit geval is het bv. overduidelijk dat het gaat over een “seksuele liefde”, m.a.w. een liefde die haar oorsprong vindt in een seksuele aantrekking of behoefte. Zonder die component konden we gewoon spreken van een “vriendschap” – in veel gevallen een onbaatzuchtigere en zuiverdere vorm van menselijke liefde – die geen vragende partij is voor een zegening. Een belangrijke vraag die zich hier dus stelt, is of die liefde samengaat met “waarheid die naar leven leidt”. In tegenstelling tot de seksuele liefde die haar bekroning en zegening krijgt in een kerkelijk huwelijk tussen man en vrouw (kaderend in onze opdracht en verantwoordelijkheid in Gods scheppingsplan), kan het antwoord op die vraag enkel vaag en overdrachtelijk zijn, of zelfs ronduit negatief.
We weten ook dat zulke verbintenis niet beantwoordt aan een “waarheid die van God komt”, want God heeft zijn waarheden over de juiste levensweg niet verborgen gehouden. Hij heeft ze, o.a. via Mozes, duidelijk kenbaar gemaakt aan een op de dool geraakte mensheid. Toen ook dat niet voldoende bleek, heeft Hij zelfs zijn Zoon gezonden om ons die weg te tonen. Het is een weg van “herstel” van onze gebroken relatie met Hem, van vallen en opstaan, van het gehoorzaam dragen van ons kruis en het helpen dragen van dat van anderen. Dus allesbehalve een weg die goed past in een populistische kerkpolitiek en ook niet een die leidt naar de geneugten van de “nieuwe wereldorde”, ons wenkend op onze Tv’s en andere beeldschermen, of vanaf schreeuwerige reclamepanelen.
In God zijn Liefde en Waarheid één, onverbrekelijk met elkaar verbonden. Vermits God volmaakt is, moeten we ook volmaakt worden om Hem te kunnen bereiken. “Weest volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Mat. 5:48). Iedereen is uitgenodigd op de hemelse bruiloft, maar enkel zij die gehuld zijn in het feestgewaad der volmaaktheid zullen toegelaten worden (Mat. 22:13). Iemand die uit “liefde” zijn medemensen een gemakkelijke weg opstuurt, die niet leidt naar God, vertelt onwaarheden en is nog erger verkeerd dan de dwaze maagden uit het evangelie.
Natuurlijk is niemand van ons volmaakt en louter menselijk gezien is het streven naar volmaaktheid zelfs een hopeloze opdracht. Toch is het juist dat wat we volgens Jezus moeten nastreven. Enkel op die lastige weg vinden we, met Gods bijstand, het ware en duurzame geluk. De weg die de moderniteit ons aanpraat (buiten en binnen de Kerk) is die van de gemakkelijkheid en het volgen van onze al of niet verkeerde instincten. De ware taak van onze Kerk is om tegen deze stroom in te varen en de mensen door haar voorbeelden en leer goed voor te bereiden op hun eindbestemming. Daartoe moet zij o.a. constant onze ogen openen voor het grondige verschil tussen de wetten van de goddelijke en die van de menselijke liefde.
Het evangelie moet niet aangepast worden aan “nieuwe wetenschappelijke inzichten” (zoals ons wordt voorgehouden door kerkvernieuwers), maar christenen moeten zich integendeel leren distantiëren van opvattingen, die ons wereldse oplossingen voorschotelen voor problemen die een geestelijke oorsprong hebben. Gods woord leert ons de juiste oorzaken van de plagen waarmee de mensheid worstelt. Zij zijn het gevolg van egoïsme en hoogmoed, gevoed door de leugen. Deze vervalst alles, zelfs de evangelische boodschap. “Liefde” wordt dan gebruikt als een soort toverwoord waarmee we alle deuren naar het aards geluk kunnen openen. Helaas merken velen te laat hoe kortstondig hun aards paradijsje is en hoe vlug die in een hel kan veranderen.
De leugen over de goddelijke goedkeuring van homoseksuele relaties ondergraaft de waarheid van de christelijke huwelijksverbintenis. Deze laatste is immers inherent verbonden met onze menselijke opdracht tot gezonde voortplanting, de daarbij horende verantwoordelijkheden en de daaruit voortvloeiende bloedverwantschappen. Zij vergt een hoge mate van trouw, noodzakelijke seksuele onthoudingsperioden en hygiënische geslachtshandelingen. Seksuele relaties die geen voortplantingsdoel hebben kunnen eventueel ook leiden tot een duurzame liefde, maar die wordt louter gevoed door seksuele gevoelens die van nature uit zeer veranderlijk kunnen zijn, zonder de remmen van ouderlijke verantwoordelijkheden (behalve als die er artificieel aan worden toegevoegd). De kerkelijke erkenning of zegening ervan, zet uiteraard de weg open naar hetero huwelijken die kinderloos willen blijven en waarin de onderlinge bereidheid tot trouw dus meer afhankelijk wordt van de seksuele component in de liefdesband. Als daarbij ook de andere leden van de LGTBQIA+ gemeenschap hun rechten op kerkelijke erkenning en zegening gaan opeisen, dan is het hek helemaal van de dam.
Sommigen zullen opwerpen dat ook kinderloze heteroseksuele huwelijken geen ouderlijke verantwoordelijkheden hebben. Maar bij ongewild kinderloze echtparen blijft de uiterlijke en symbolische band met de natuurlijke voortplanting bestaan. Zij leven niet in tegenspraak met de Bijbelse en kerkelijke moraal en bij adoptie bieden zij hun kinderen de geslachtelijke en natuurlijke complementariteit van een vader en een moeder aan. Gewild kinderloze echtparen worden daarenboven evenmin door de Kerk erkend.
Misschien hebben sommigen het nog niet goed begrepen, maar het is wel degelijk de gelijkmatige erkenning van alle nieuwe gezinsvormen waar sommige priesters en zelfs bisschoppen op aansturen. Zij ondersteunen dit door simplistische redeneringen, zoals “God ziet al zijn kinderen even graag” (uiteraard, maar dat betekent niet dat Hij al hun neigingen goedkeurt). Of zij spreken over de Kerk als “een huis met vele kamers”, refererend naar de woorden van Christus over het toekomstig hemelrijk (alsof daar kamers zouden zijn met alle mogelijke genderidentiteiten, en wie weet wat nog meer…). De gehanteerde eenzijdigheid is flagrant. Er wordt gewezen op de potentiële veranderlijkheid van seksuele voorkeur, maar blijkbaar is er voor die variabiliteit maar één kerkpolitiek correcte richting: naar homoseksualiteit en niet omgekeerd.Daarenboven schermen zij graag met “nieuwe wetenschappelijke inzichten” (alsof God heeft gewacht op de Kinsey rapporten (2), om zijn geboden over wat op geslachtelijk gebied mag en niet mag te “updaten”).
Uit het bovenstaande kan ieder voor zichzelf de nodige conclusies trekken. Maar al wie onze Kerk genegen is zal beseffen dat het de hoogste tijd is dat het kerkelijk leergezag orde op zaken stelt en de augiasstallen van het modernisme uitmest, vooraleer zij een godsdienstige pandemie ontketenen.
IVH
(*) Het “Responsum” van de Congregatie voor de Geloofsleer dat de aanleiding hiertoe was, kan u nalezen in het artikel “Omtrent de zegening van verbintenissen van personen van hetzelfde geslacht”,in onze rubriek “Catechese”.
(2) Publicaties van Alfred Kinsey, Wardell Pomeroy e.a. over het menselijke seksuele gedrag, daterend van rond de jaren 1950. Deze rapporten kenden eerst een groot succes, maar kregen nadien ernstige wetenschappelijke kritiek, vooral wegens het feit dat de onderzochte populatie niet maatschappelijk representatief was.