29-10-2014
Al naar gelang de omstandigheden werden aan de Kerk in de loop der tijd variërende titels gegeven. Er werd gesproken van de lijdende, de strijdende, de zegevierende Kerk, … Voor wat betreft onze tijd en onze contreien, kunnen er misschien enkele nieuwe benamingen aan dat lijstje worden toegevoegd: “de probleemscheppende Kerk”, of de “ten onder gaande Kerk”. Waarop slaat dat en klopt dat wel?
Om daar goed op te kunnen antwoorden moet eerst duidelijk gemaakt worden wat er met “Kerk” wordt bedoeld. Het is een algemeen gebruikte benaming voor een vereniging van grotendeels gelijkgezinde gelovigen, maar bij ons verwijst men hiermee gewoonlijk naar de Rooms-katholieke Kerk. Zuiver maatschappelijk gezien is dat een organisatie die als een “vereniging zonder winstoogmerk” kan worden beschouwd. Toch behoort “winst maken” tot haar doelstellingen, maar hierbij gaat het niet om financiële winst. De Kerk wil mensen winnen (haar tegenstanders spreken hierbij laatdunkend van “zieltjes”) en die mensen spiritueel rijker te maken. In de evangelieperikoop waarin Christus zijn apostelen oproept om “vissers van mensen” te worden, lezen we hoe het startsein voor die opdracht werd gegeven. Sindsdien bekomen mensen die openstaan voor de boodschap van Christus en zijn Kerk een geestelijke verrijking, waarbij zij de waarheid over God leren kennen en de echte zin van hun bestaan ontdekken. Die kennis wordt van dan af bepalend voor hun levensweg, waarop de Kerk hen bijstaat en begeleidt.
Alle grote godsdienstige of spirituele gemeenschappen baseren zich op het geloof in een hiernamaals en bieden hun gelovigen een levensweg aan die zij als ideaal beschouwen. De boeddhisten leggen daarbij het accent op persoonlijke vervolmaking, meditatie en zelfbeheersingtechnieken. De mohammedanen beleven hun geloof door zich te houden aan hun voorschriften, zoals de dagelijkse gebedsrituelen, het geven van aalmoezen, de bedevaart (hadj) naar Mekka, … Bij de protestanten ligt de nadruk op een persoonlijke band met God en op Bijbelstudie. De orthodoxen hechten groot belang aan hun liturgie. De natuurgodsdiensten geloven in de spirituele krachten die schuilen in de natuurfenomenen, waarmee zij via hun tovenaars, druïden of sjamanen in contact treden.
In de Rooms-katholieke Kerk vindt men een rijke mengeling van al deze elementen. De nadruk ligt daarbij op de trouwe doorgave van de geloofsschat (het “depositum fidei”) en de toediening van de sacramenten, die als goddelijke instrumenten het religieuze leven regelen en in stand houden. Haar complexe en wereldomspannende werking is gebaseerd op de leer en het leven van haar Stichter en zij wordt onophoudelijk gevoed en verrijkt door zijn Geest. Wegens haar geestelijke vereniging met Hem, noemt zij zich de “bruid van Christus” en de gemeenschap van haar gelovigen vormt zijn mystieke lichaam, waarmee zijn aards bestaan wordt voortgezet. Zoals de sjamanen van de natuurvolkeren vervullen de katholieke priesters hierbij de rol van medium of tussenpersoon met de bovennatuurlijke wereld. In tegenstelling tot de eersten hebben zij hiervoor geen hallucinanten nodig, maar gebruiken zij de inspiratie, machten en bevoegdheden die zij van Christus en zijn apostelen hebben geërfd.
Zoals dat al het geval was tijdens het leven van Christus, kent ook de Kerk van vandaag nog tegenwerking en verraad buiten en binnen haar rangen. Zij bestrijdt het kwade, maar het kwade blijft op de loer liggen. Het lokt verdeeldheid uit, zaait twijfel en waar het kan slaat het ongenadig toe. Gebruik makend van hun zwakheden en overmoed, spoort het de mensen aan om God uit te dagen, door zijn verbodsbepalingen te overtreden. In het Genesisverhaal leren we op een symbolische wijze hoe dat in zijn werk gaat. Het verhaal van Adam en Eva illustreert die combinatie van zwakte en overmoed, waarmee de mens denkt de door God gestelde grenzen te kunnen doorbreken. De aanlokkelijke appel blijkt in feite een levensgevaarlijke drug te zijn. Door het innemen ervan verliest de mens de controle over zichzelf en betreedt hij/zij een schijnwereld waarin hij/zij zich kortstondig beladen waant met goddelijke krachten. Die drogerende vrucht kan zeer uiteenlopende vormen aannemen, maar heeft altijd dezelfde grondeigenschappen: hij is levensbedreigend, zaait tweedracht, kweekt een vals superioriteitsgevoel en werkt verslavend. De mens die hem nuttigt voelt zich een tijdlang gepromoveerd tot een god, maar degradeert zich in feite tot een misvormde karikatuur van zichzelf.
Afhankelijk van de omstandigheden, de doseringen of de intenties kan ongeveer alles wat bestaat nuttig zijn, terwijl ook alles zich kan converteren in iets dat schadelijk is, vergelijkbaar met een drug. In alle mogelijke domeinen van het leven lokken de verboden vruchten ons toe. Terwijl een stem in ons binnenste ons waarschuwt om de door God gestelde grenzen niet te overschrijden, verkondigen andere stemmen in onze omgeving dat alles moet kunnen en mogen. Via onze media wordt ons ingepompt dat vrijheid en blijheid de hoogste prioriteiten zijn en dat godsdienstige bezwaren tegen deze hedonistische cultuur ongegrond zijn, of “achterhaald”, “conservatief”, enz., zelfs tot en met “niet christelijk”.
De ergste vormen van kwaad zijn deze op spiritueel en kerkelijk vlak. Ook daar lokken er van alle verraderlijke vruchten, bengelend aan de boom van de verwarring tussen goed en kwaad. Zij zorgen ervoor dat de stem van God verdraaid wordt, of zij misvormen het beeld dat God ons via de Openbaring van zichzelf heeft geschonken, om het te laten gelijken op de karikatuur die zij van hun eigen wezen gemaakt hebben. Het is, zoals hiervoor gezegd, volkomen binnen de lijn van de verwachting dat de Kerk continu door verschillende fasen gaat, waarbij lijden, strijden en zegevieren elkaar aflossen. Als zij trouw blijft aan de leer van haar Opdrachtgever en de onvermijdelijke confrontaties met de tijdgeest durft aan te gaan, zal zij ondanks alles blijven groeien en nieuwe mensen aantrekken. Een ander paar mouwen wordt het als zij de mensen wil binden of lokken, door de sirenenzangen van deze wereld na te bootsen. Dan zet zij een logisch intern proces in gang, gevoed door zwakheden zoals carrièrezucht, ijdelheid, machtswellust, of geestelijke luiheid, dat tot haar ondergang leidt. We kunnen dan spreken van een “zieltogende Kerk”.
Het gevaarlijkste voor de Kerk is wat we kunnen omschrijven als “Schriftvervalsing”: de verdraaiing van het Woord en de Wil van God. Dat gebeurt o.a. via herinterpretaties van Bijbelpassages en uitspraken van het kerkelijk leergezag, om aldus conclusies te kunnen formuleren die de aanpassing van de Kerk aan “geavanceerde” inzichten en nieuwe levensstijlen vergemakkelijken. Sommige theologische instellingen spelen daarbij een eersterangsrol, blijk gevend van grote spitsvondigheid. In de recente brief van Mgr. Bonny aan de gezinssynode (*) vinden we op verscheidene plaatsen de neerslag terug van hun creatieve herinterpretaties. Met de hulp van theologische spitstechnologie kan men zonder al te veel moeite onderdelen van het “Depositum Fidei” (de geloofsschat) aanpassen aan de eisen van het “sensus fidei” (het aanvoelen van de gelovigen, of beter gezegd, van een veronderstelde meerderheid van de gelovigen – cf. de brief van Mgr. Bonny, pag. 9). Desnoods kan men hierbij gebruik maken van plaatselijke meerderheden, als de rest van de wereld niet volgt of geen aanstalten maakt om mee op de modernistische kar te springen (idem, pag. 4).
De opgelopen spanningen binnen de Kerk als gevolg van de pogingen om de leer aan te passen aan de zogenaamd dwingende behoeften van een moderne pastoraal, kregen recent een ontlading tijdens de eerste ronde van de Synode over het gezin. Zij was relatief open opgevat, zodat de buitenwereld iets heeft kunnen vernemen over enkele bedenkelijke toestanden tijdens deze vergadering van de hoogste kerkelijke instanties. Er werd schaamteloos gesjoemeld met documenten die absoluut de mening van de meerderheid van de bisschoppen niet weergaven. Dankzij het ferm protest van deze meerderheid, met als aanleiding het feitelijk marginaliseren van de Afrikaanse bisschoppen, werden de puntjes op de i gezet. De “progressieven” kregen het deksel op de neus, dankzij de consequente toepassing van de “collegialiteit” waarmee zij zo graag schermen. Het uiteindelijke document dat de basis vormt voor de volgende ronde in 2015 bevat geen enkele concessie op het gebied van de leer van de Kerk.
Zoals blijkt uit de brief van Mgr. Bonny heeft men in België, na meer dan 50 jaar kerkelijk wanbeleid met de gekende resultaten, blijkbaar nog niet veel bijgeleerd. Uit de chauvinistische verklaringen in de media (die men ook terugvindt in de brief van Mgr. Bonny) moet de grote rol blijken die Belgische “experts” hebben gespeeld tijdens het 2e Vaticaans Concilie. Hadden onze bisschoppen na afloop daarvan met een evenwaardig kerkelijk chauvinisme de conclusies gevolgd van de ware hoofdrolspelers van dat Concilie (de pausen Paulus VI tot en met Benedictus XVI), dan had het in onze kerkprovincie heel anders verlopen en was er hier geen “probleemscheppende Kerk” ontstaan.
Het zou kunnen dat een deel van de katholieken zou hebben afgehaakt, omdat de Kerk niet voldeed aan hun menselijke verwachtingen, maar de band met de moederkerk in Rome zou niet verbroken zijn en de resterende gelovigen zouden niet in een toenemende geestelijke verwarring hebben verder geleefd. Van dan af begon bij ons de gestage afgang van de Kerk. Zoals we hiervoor aangaven was die onvermijdelijk. Er is immers niets zo nefast voor de geloofwaardigheid van een Kerk als interne tegenspraak. Die was (en is) er niet alleen ten aanzien van specifieke richtlijnen vanuit Rome, maar ook ten aanzien van de continue Kerkelijke leer. Het gaat over een hele reeks belangrijke punten, vooral ethische en zedelijke, maar ook dogmatische (o.a. toenemend ongeloof over de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus bij de communie), liturgische (zoals ongeoorloofde experimenten met misvieringen), kerkelijke (verwaarlozing van de biechtvieringen, niet naleven van de celibaatgelofte), geloofsoverdracht (belabberde catechese en godsdienstonderwijs), enz. Kortom, een bedroevende en beschamende warboel, die de resterende autoriteit van de clerus grotendeels heeft ondermijnd.
De brave godsdienstleraars, parochiemedewerkers, paters, priesters, zusters of pastoors die niet enthousiast meedraaiden in die mallemolen, werden stelselmatig gemarginaliseerd. De strategische sleutelposities in het kerkelijk apparaat werden gaandeweg ingenomen door mensen met uitgesproken progressieve ideeën. Slechts enkele bisschoppen hebben zich al die jaren daadwerkelijk verzet tegen die aftakeling. We willen ze hier liever niet bij naam noemen, want daarmee zouden we ons lekenboekje een beetje te buiten gaan, maar zij verdienen o.i. een ereplaats in de kerkgeschiedenis van ons land. Ondertussen liepen onze seminaries leeg en verkleinde de pratikerende Kerk tot een goede vijf procent van de bevolking, waarvan een groot deel al op een respectabele ouderdom. Toch blijven onze kerkelijke overheden, ziende blind, nog altijd de oplossing zoeken in de “dialoog met de wereld”, hetgeen volks uitgedrukt ongeveer overeenkomt met “bij de duivel te biechten gaan”. Zij willen zelfs niets leren van onze katholieke noorderburen, die door eenzelfde diep dal gingen, maar intussen uit die ervaring toch al enkele waardevolle lessen hebben getrokken.
Toen men Jezus vroeg wat het voornaamste gebod was, antwoordde Hij dat dit de liefde tot God was en dat het tweede gebod daarmee overeenstemde: de liefde tot de medemensen. Dit betekent in de praktijk dat wij in de eerste plaats Gods wil moeten gehoorzamen en dat we daarmee automatisch onze naasten het best ten dienste staan. Het omdraaien van die prioriteit is een ernstige Schriftvervalsing en het is precies deze waaraan het modernisme zich het zwaarst bezondigt. Laten we hiervan een concreet voorbeeld geven.
Wij moeten en mogen bv. onze kinderen niet onderwijzen hoe men condooms gebruikt en met welke pillen zij veilige seksspelletjes kunnen spelen, omdat een goddeloze wereld ons wijsmaakt dat dit de ideale seksuele opvoeding is. Dit is tegen Gods wil en leidt hen naar de bekoring van een onverantwoorde en schadelijke vrije seksbeleving. Wij moeten hen daarentegen aanleren hoe met seksualiteit om te gaan op basis van een authentiek christelijke antropologie, waarin de ware betekenis van onze menselijke neigingen en verlangens aan bod komt, zowel vanuit een natuurkundig als godsdienstig oogpunt. God heeft in de menselijke natuur fantastische mogelijkheden gelegd, zoals deze van een veilige natuurlijke geboorteregeling, die vele voordelen biedt. Zij introduceert geen artificieel element tussen de geslachtsdaad en haar biologische hoofdbedoeling die de voortplanting is; zij bevordert de wederzijdse betrokkenheid op elkaar; zij versterkt de zelfbeheersing; zij reguleert op een gezonde wijze de wisselwerking tussen seksuele spanning en het gezamenlijk genot bij de ontlading ervan; zij heeft geen schadelijke neveneffecten; zij is leerrijk, efficiënt en daarenboven gratis; zij kan niet misbruikt worden ten dienste van commerciële, economische, demografische, politieke of andere belangen. Wordt het niet stilaan tijd om onze “katholieke” onderwijsinstanties hierover grondig voor te lichten?
Dit voorbeeld illustreert mooi hoe wij de mensheid maximaal op weg helpen naar authentiek en gezond geluk, gewoon door Gods geboden te onderhouden. Is dat niet de grootste wens van de meerderheid der mensen? Laten we dus hopen dat de nood aan een dergelijke huwelijksvoorbereidende voorlichting als een belangrijk punt zou prijken op de agenda van de volgende synodevergadering over het gezin. We kunnen ons met die bede misschien best wenden tot Paulus VI, recent zalig verklaard door paus Franciscus, die een grote bewondering voor hem heeft. Laten we tenslotte ook bidden dat God onze bisschoppen zou zegenen en hun vaste wil zou versterken om de mensen te dienen in gelovige harmonie met Zijn Wil.
IVH
(*) De brief van Mgr. Bonny kan nagelezen worden op: