16-10-2012
Op onze aardbol bestaan er veel verschillende vormen van macht. Er is o.a. de gewapende macht, de macht van het geld, of die van autoriteiten. Macht gaat gepaard met de mogelijkheid iets af te dwingen. De fascinatie voor alles wat met macht te maken heeft beheerst een groot deel van het sociale en culturele leven. Zij komt tot uiting in verhalen, toneelopvoeringen en films. Een goed voorbeeld hiervan is het succes van de Harry Potter verfilmingen, waarin tovermacht een centrale rol speelt. Er bestaan ook veel onrechtstreekse vormen van macht: de media bv. worden de “vierde macht” genoemd (naast de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht). Ook de Kerk wordt verweten “te veel macht te hebben”. Dat is in verschillende periodes van het verleden zeker het geval geweest. Maar in de huidige context is zulke uitlating eerder een uiting van nijd, haat of frustratie. Het gaat nu immers enkel nog over mogelijkheden tot beïnvloeding, die zich in principe tot geestelijke en geloofsdomeinen beperken en waarvan de Kerk zeker niet het monopolie heeft.
Macht is iets normaal dat bij het leven behoort, want het leven zelf is een vorm van macht over de omgeving. Het begint mis te lopen wanneer de fascinatie voor macht een obsessie of verslaving wordt en vooral als de machtsdrang zich concentreert op de medemens. De andere wordt dan gedegradeerd tot een manipuleerbare pop, waarvan de zwakheden, noden, afwijkingen, afhankelijke positie, gewoontes of instinctieve reacties uitgebuit worden in dienst van de persoonlijke objectieven van de machthebber. Naar aanleiding van de aan het licht gekomen misbruikschandalen in de kerkelijke sfeer heeft men al uitvoerig uitgeweid over de machtsverhouding tussen geestelijken, opvoeders of leraars en de minderjarigen die aan hen werden toevertrouwd. Recent werd in ons land nog een psychiater, hoogleraar aan de KUL, aangeklaagd wegens seksueel misbruik van zijn vrouwelijke patiënten en een kinderarts werd opgesloten na de klacht van een van zijn patiëntjes. Men kan er niet omheen dat de bekoring van het machtsmisbruik alomtegenwoordig is, in de eerste plaats zelfs in de familiale sfeer, niet alleen tussen man en vrouw, maar ook tussen nabestaanden en kinderen.
Ook Christus sprak regelmatig over “machten” en “macht”. Bij zijn afscheid verklaarde hij: “Mij is alle macht gegeven, in de hemel en op aarde”. Tijdens zijn lijdensweg had Hij Pilatus al op zijn plaats gezet toen die beweerde dat hij de macht had om hem ter dood te brengen. Jezus antwoordde hem: “Ge zoudt niet de minste macht over Mij hebben zo zij u niet van hogerhand was gegeven” (Joh. 19 – 11). Hiermee doelde Hij niet op de functie van Pilatus als landvoogd, hem toegewezen door de Romeinse keizer, maar op de oorsprong van alle macht, die van God afkomstig is. God liet dus toe dat Pilatus tijdelijk macht had om te beslissen wat er met Jezus de Nazarener moest gebeuren. Vanuit die hogere visie op de werkelijkheid was de macht van Pilatus slechts schone schijn. In werkelijkheid werd zijn ambitie, die hem een bepaalde machtspositie opgeleverd had, door God gebruikt om zijn heilsplan te verwezenlijken. Vanuit een wereldse visie ging een onmachtige Jezus ten onder in het steekspel voor machtsbehoud van en tussen Farizeeërs en vertegenwoordigers van de Romeinse staatsmacht. Geestelijk behaalde Hij echter een onovertroffen en beslissende overwinning over het kwade.
Dat kwade uit zich hoofdzakelijk in machtsmisbruik. De macht waarover iemand tijdelijk beschikt zou enkel mogen gebruikt worden in dienst van de anderen: zo gaat het er aan toe in wat Jezus “het Rijk Gods” noemt. Daartegenover staat de praktijk van de machtsuitoefening in onze hedendaagse staten, die van een geheel andere aard is. Voor velen zijn alle mogelijke middelen goed om hun kleine of grote machtsidealen te verwezenlijken. Of de uiteindelijke bedoeling persoonlijke verrijking, zelfverheerlijking, het lessen van als “liefde” gepresenteerde genotzucht, of van ideologische aard is, het resultaat blijft in de grond hetzelfde. De feitelijke machthebber achter de schermen is de Satan die de obsessies uitbuit van hen die bereid zijn hun medemensen voor hun kar te spannen. Hoe dit werkt wordt schitterend geïllustreerd door het Genesisverhaal dat de kern en de oorsprong van de miserie die de mensheid al zo lang teistert blootlegt: de leugen die zich mengt met alles wat waar, edel, goed en rechtvaardig is.
Die leugen verstoort het helder inzicht op het geheel van de werkelijkheid waarvan we deel uitmaken. Zij wordt gereduceerd tot het rechtstreeks waarneembare, het tijdelijke, ons eigenbelang. In deze sector worden er machtsmogelijkheden voorgespiegeld en nagestreefd die voor de gelegenheid met het aureool van een hoger streefdoel worden versierd (een beetje vergelijkbaar met wat men leest of hoort in nogal wat verkiezingsslogans). Zij die zich van zulke vervalste bespiegelingen bedienen worden “geestelijk dronken”. Zij raken beheerst door hybris (aanmatiging tegenover God). “In het diepst van hun gedachten” wanen zij zichzelf een “god”, een wezen begaafd met bijzondere kennis en krachten. Deze superioriteitswaan geeft hun de volmacht om hun naaste uit te buiten, desnoods met geweld. Op een grotere schaal ligt eenzelfde proces aan de oorsprong van het onnoemelijk leed berokkend door totalitaire ideologieën. Tot de demonische hoogtepunten van zulke destructieve ontwikkelingen behoren het religieus of ideologisch fanatisme dat tot blinde terreur of zelfmoordacties leidt.
Zoals gezegd staat diametraal hiertegenover de macht die Jezus uitstraalt. Hij is de “Goede Herder”, Degene die zijn macht enkel gebruikt in dienst van zijn medemensen. Hij toont ons de aard van de ware niet geperverteerde macht, beantwoordend aan de wil van de Schenker en Oorsprong van alle machtsmogelijkheden. Hij leidt zijn volgelingen niet met dictatoriale maatregelen, maar met zachtmoedigheid, vergevingsgezindheid, waarheidsliefde, transparantie, enorm veel geduld en offerbereidheid. De goede herders die zijn voorbeeld navolgen wanen zich niet verheven boven hun medemensen, maar bidden alle dagen dat God hen de nodige wijsheid zou bezorgen om hun naasten te kunnen bijstaan. Zij zijn niet links of rechts, geen kapitalisten of communisten, maar eenvoudigweg dienaren Gods. Zij worden niet gedreven door machtsdrang, maar door oprechte bekommernis. Alhoewel zij blunders en fouten trachten te vermijden, beseffen zij goed dat zij die vroeg of laat onvermijdelijk ook begaan en zij zijn de eersten om hun vergissingen sportief toe te geven. Zij getuigen zonder vrees of valse schroom tegenover hen die God- of Kerkvijandig zijn en verstoppen zich niet in afgegrendelde residenties of paleizen. Wanneer zij zich afzonderen, dan is dit enkel voor herbronning of om even op adem te komen. Zij wagen hun leven om degenen die aan hen zijn toevertrouwd op het rechte pad te houden en hun rechten te beschermen. Als sommigen van hun gelovige gemeenschap zijn afgedwaald dan gaan zij hen opzoeken, desnoods in gevangenissen of bordelen, met de boodschap dat zij steeds opnieuw welkom zijn. Zij liggen niet te piekeren over hun mogelijkheden om een belangrijke maatschappelijke positie te bekleden, maar gebruiken hun talenten om die van anderen maximaal aan bod te laten komen.
Als we dat allemaal op een rijtje zetten, dan is het overduidelijk dat dit niet bepaald de typische levensstijl is van hen die in onze maatschappijen het hoge woord voeren en de lakens uitdelen. De enige menselijke gemeenschappen die aan die algemene wetmatigheid min of meer ontsnappen vindt of vond men bij sommige natuurvolkeren die in de randgebieden van onze wereld overleven, o.a. in de Kalahariwoestijn, het hoge noorden of ergens in dichtbegroeide tropische regenwouden. De extreme natuuromstandigheden dwongen de bevolkingen daar tot een maximale onderlinge samenhorigheid en een intelligente omgang met de natuur waarvan zij volledig afhankelijk waren. Vooral sinds de aanvang van de neolithische revolutie verdween dit harmonisch op de natuur afgestemde gemeenschapsleven compleet in de gebieden die geschikt waren voor landbouw en de opslag van voedselreserves. De mens organiseerde zich daar in hiërarchisch gestructureerde gemeenschappen, waarin de solidaire aanpak van harde en wispelturige natuuromstandigheden plaats maakte voor een onderlinge concurrentie met het oog op de verovering van de beste plaatsen op de maatschappelijke ladder. Meestal werden die ingenomen door hen die door de sterkste machtsdrang gedreven werden en hun naaste familieleden. Het samenwerkingsverband waarmee de natuur werd getrotseerd en waarin de ervaring van de ouderen van doorslaggevend belang was, werd gaandeweg vervangen door wetten die er op gericht waren machtsposities stevig te verankeren. De onderlinge samenhorigheid maakte plaats voor jaloezie, haat en broedernijd. De leugenachtige Slang die onze vroegste voorouders al tegen God en elkaar ophitste beleefde sindsdien gouden tijden en een geperverteerd denken doordrong stilaan de aldus ontstane artificiële wereld. De mensheid verloor grotendeels het contact met haar Schepper en vulde dit vacuüm op met goden van eigen makelij. Ontspoorde zeden drukten meer en meer hun stempel op hetgeen wij historisch “beschavingen” en “culturen” noemen, waaronder afschuwelijke wreedheden, mensen- en kinderoffers, kannibalisme en ontaarde seksuele gedragingen.
Ondanks deze verwording liet de Schepper zijn lievelingsschepsel, de mens, niet in de steek. Hij stuurde profeten die zijn boodschappen overbrachten, maar waar veel te weinig naar geluisterd werd. Straffen deed Hij alleen als er geen andere remedie meer was. Eenmaal zag Hij zich genoodzaakt schoon schip te maken en de mensheid te geselen met een Zondvloed, maar steeds zorgde Hij voor nieuwe kansen. De grootste hiervan werd ons aangeboden in een eenvoudige herdersstal van Bethlehem: de Verlosser die ons daar werd geschonken leerde de mensheid hoe zij uit het moeras van de onderlinge machtsstrijd moest opstaan. Uit wat Hij ons voorleefde en onderwees kunnen we maatschappelijke conclusies distilleren die gelijkenissen vertonen met de levenswijze van de aangehaalde natuurvolkeren: de status van de leiders die niet meer rechten maar meer plichten hebben, het vertrouwen in de mogelijkheden van de natuur waarin de hand van de Schepper wordt erkend, de onderlinge solidariteit, de gastvrijheid voor de vreemdeling, het respect en de dankbaarheid voor het leven. De verderfelijke obsessie voor de macht genas Hij door ons te leiden naar de interne vreugde die samengaat met nederige dienstbaarheid.
“Macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut” is een uitspraak uit een essay van Lord Acton, nogal eens toegepast op ex-president Richard Nixon en andere ervaringsdeskundigen. Slechts weinigen zijn in de loop van de geschiedenis in staat gebleken om de verleidingen die samengaan met machtsbezit te weerstaan en de mogelijkheden waarover zij beschikten optimaal ten dienste te stellen van hun tijdgenoten. Voor de meesten onder hen werd het een vergiftigd geschenk, dat helemaal niet aangeboden werd door Degene die de oorsprong van alle macht is, maar door de Grote Verleider. Aldus komt de macht meestal in handen van het kwade en wordt het een vervuilde bron van miserie en wanhoop. Ook religieuze macht valt hieronder en daarom moeten wij God dankbaar zijn dat de machtspositie van onze Kerk fel is verminderd. Niet het herstel van een middeleeuwse theocratie moet de hedendaagse katholiek voor ogen staan, maar een hernieuwde geloofwaardigheid van onze Kerk in enthousiaste dienstbaarheid. Moeder Theresa en andere heiligen van onze tijd hebben het ons voorgedaan.
God zegene met vreugde en vrede de harten van allen die dat begrepen hebben en er hun leven ernaar richten.