23-07-2011
In Antwerpen was ik eens aanwezig op een conferentie van Edward Schillebeeckx, de controversiële theoloog die eind vorige eeuw met zijn ondoorzichtige epistels de gelovigen deelachtig maakte aan zijn eigen geloofsverwarring. De conferentie werd verzorgd door de KVHU, een vereniging van Vlaamse intellectuelen waarvan er velen zeer open stonden (en waarschijnlijk nog staan) voor al wat naar modernisme rook. Tot mijn grote verbijstering kreeg de spreker een luid applaus van de toehoorders toen hij verkondigde dat “ook Jezus moet getwijfeld hebben”, want dat Hij anders niet volledig mens zou geweest zijn. Hij refereerde naar de woorden van Christus aan het Kruis: “Mijn God, waarom heb je mij verlaten?”. Volgens hem was het niet zo’n grote verdienste om aan het Kruis te sterven als men weet dat men daarna in het Paradijs opgenomen wordt.
Tijdens de pauze kon ik deze eminente geleerde even onder vier ogen spreken. Ik vroeg hem op de man af hoe hij kon verklaren dat Jezus volgens de evangeliën zijn lijden heeft voorspeld, hetgeen toch wel een bewijs is dat Hij goed wist wat Hem te wachten stond. Hij antwoordde mij dat “die passages achteraf door de evangelisten op Hem zijn toegepast”. Ik repliceerde: “Maar dan maakt u van de evangelisten eigenlijk leugenaars”. Hij zweeg, keek mij staalhard in de ogen en ging heen.
Dit behoort tot het soort sleutelmomenten die iemand niet meer kan vergeten. Zij stellen u voor een keuze die grote gevolgen kan hebben voor het geloofsleven: volg ik de suggestie van deze befaamde hoogleraar of volg ik mijn eigen intuïtie die mij zegt dat hier iets niet klopt. Ik heb dat laatste verkozen. Nadien heb ik nog dikwijls teruggedacht aan deze korte woordenwisseling. Ik denk dat zij een typisch voorbeeld is van de theologische deviaties waarmee de doorsnee gelovige de laatste vijftig jaar werd geconfronteerd, zelfs vanaf de kansel en zelfs tijdens sommige radiomissen op zondag.
Jezus heeft nooit aan zichzelf of aan zijn opdracht getwijfeld. Was dat het geval geweest, dan had Hij nooit kunnen volbrengen waarvoor Hij op aarde was gekomen. Integendeel, Hij bleef trouw aan zijn opdracht, zelfs toen het hem “zwart voor de ogen werd”. Had Hij ook maar één ogenblik getwijfeld, dan zou dit een twijfel geweest zijn aan zijn Vader en dus een zonde. Hij was echter in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde. Voor het overige was Hij volledig mens en kende dus, zoals wij, verdriet, vermoeidheid, pijn en jawel, ook vormen van angst.
Als wij zijn leven nagaan dan zien we dat Hij niet bepaald een angsthaas was. Hij bleef rustig slapen in volle storm. Hij dreef op zijn eentje de kooplieden uit de tempel en sprak openlijk de hoogste gezagsdragers van zijn volk tegen. Hij moest zelfs geen profeet zijn om te weten dat zulk optreden vroeg of laat heel slecht kon aflopen. Waar en wanneer had Hij dan angst? De evangelisten spreken maar eenmaal van angst bij Jezus: toen Hij, vlak vóór zijn gevangenneming neerzeeg op de Olijfberg en “water en bloed” zweette. Daar kende onze onverschrokken Verlosser dus de hoogste, haast dodelijke, vorm van angst.
Verschillende malen had Hij aangegeven dat Hij leefde in de verwachting van het drinken van de lijdensbeker, tot op de bodem. Ook tijdens het Laatste Avondmaal had Hij in alle rust zijn leerlingen voorbereid op zijn aanstaand levenseinde. Maar Hij was ook een mens en moest de menselijke gevoelens overwinnen die zijn opdracht in de weg stonden. Nu Hij vlak voor zijn beproeving stond, ondervond ook Hij de kracht van de angst die iemand doet terugdeinzen. In feite is angst een positief instinct dat ons behoedt van levensbedreigende situaties. Maar soms staan we voor de keuze tussen eraan toegeven of onze plicht te vervullen. Enkel supermannen uit stripverhalen of geestesgestoorden ondervinden geen angst.
Er is een vorm van angst die eveneens verschrikkelijk kan toeslaan en waarbij het angstzweet wel degelijk kan uitbreken: deze om te falen of te zwichten voor de bekoring. Was dit bij Jezus het geval? Betekent dit dan dat Hij toch aan zichzelf zou getwijfeld hebben als Gods Zoon? Wat er zich precies afspeelde in Jezus’ gemoed weten wij niet. Moest Hij op dat cruciale ogenblik aan zichzelf getwijfeld hebben, dan zou men dat kunnen beschouwen als een vorm van ongeloof. Maar dat is volledig in tegenspraak met al wat Hij tijdens zijn aardse leven verkondigde, uitstraalde en verwezenlijkte. Het moet dus wel iets anders geweest zijn. Ik ben geen psycholoog, maar het lijkt mij aannemelijk dat mensen die zich geplaatst zien voor een zware vuurproef zich hierop mentaal voorbereiden door hun mogelijke zwakheden, de instinctieve angst incluis, als het ware “uit te zweten”.
Waarschijnlijk de gevaarlijkste mogelijke zwakheid waaraan de mens kan ten prooi vallen is de hoogmoed. Denken dat we het op eigen houtje allemaal eens gaan oplossen is hier een vorm van. Jezus verzaakte eraan door nederig te erkennen dat Hij, als mens, liever “deze beker (die Hij nochtans zelf herhaaldelijk had aangekondigd) zou zien voorbijgaan”. Dezelfde kenmerkende nederigheid had Hij al betoond door zich te laten dopen door zijn voorganger Johannes en bij het wassen van de voeten van zijn apostelen. Beide malen kwam er zuiverend water bij te pas. Ditmaal zuiverde Hij zich in zijn eigen angstzweet. Mentaal had Hij daarna de vuurproef al doorstaan en Hij zou niet zwichten. Integendeel, kronkelend van pijn op het Kruis vergaf Hij zijn beulen en nodigde Hij een bekeerde moordenaar uit in het komend Paradijs. Een hogere blijk van liefde is niet denkbaar.
Daarna volgden de laatste woorden van Christus. Eerst moest Hij nog door de allerlaatste vuurproef: God plaatste Zijn eigen Zoon voor de leegte, waarin Hij geen contact meer had met zijn Vader en zich, als een gewone mens, aan zijn lot overgelaten voelde. Zijn verlossend antwoord op die beproeving, misschien wel de zwaarste van allemaal, was: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest”. Dat was Jezus’ ultieme antwoord op al wat Hij had doorstaan en hiermee bewees Hij zijn onwankelbaar geloof, in zijn Vader en de opdracht die Hij van Hem gekregen had.
Tot deze bedenkingen werd ik (onrechtstreeks) geïnspireerd door het lezen van het eerste boek van onze paus over Jezus leven: “Jezus van Nazareth” (*). Het is een zoektocht naar het ware historische gelaat van Jezus, die mij werd aangeraden als een meesterwerk. Alhoewel het theologisch is opgevat, is het voor de meeste geïnteresseerden heel vlot leesbaar en enorm verrijkend, door het aanreiken van heel wat Bijbelse verbanden. Een welkome tegenhanger dus voor het onleesbare “Jezus, het verhaal van een levende” van wijlen professor Schillebeeckx. Lees- en leerboeken zoals dit werk van Benedictus XVI, zijn kostbare lichtbakens die ons helpen om in navolging van Christus de weg van het geloof tot het einde te blijven volgen, ook als wij in onszelf, of om ons heen, een Godsverduistering meemaken.
IVH
(*) Joseph Ratzinger Benedictus XVI, Jezus van Nazareth, Delen I, II en Proloog (Over de Kinderjaren). Uitg. Lannoo, Tielt.