10-03-2013
Als u op een formulier het vakje moet invullen waarin gevraagd wordt naar uw geslacht, dan doet u dat hoogstwaarschijnlijk haast automatisch. Maar als een enquêteur u op straat zou aanspreken met de vraag naar uw “genderidentiteit”, hoe zou u dan reageren? De kans is groot dat u de vraagsteller zou aankijken met een uitdrukking alsof u het in Keulen hoorde donderen. Zelfs als u al heel wat over dit onderwerp gehoord of gelezen hebt en er eventueel interesse voor hebt, is het heel goed denkbaar dat u schouderophalend of hoofdschuddend zult verdergaan, of misschien iets mompelen in de zin van “het zijn uw zaken niet”, of “waar houden ze zich nu weer mee bezig?”.
In de veronderstelling dat u over voldoende belangstelling, tijd en geduld beschikt om op de gestelde vraag in te gaan, zou u de conversatie dan niet beginnen met de wedervragen wat daar precies mee bedoeld wordt en wat het opzet is van die enquête? Wat kunnen we dan zoal verwachten als antwoord van de man of vrouw, of het onzijdig, tweeslachtig, seksueel exotisch of “transgendered” personage, …, dat voor deze enquête de straat werd opgestuurd? Niemand weet het precies. Ondanks het feit dat er al heel wat litteratuur over bestaat en dat dit nieuwbakken “identiteitsgegeven” het centrale voorwerp is van wetsvoorstellen en zelfs al van opvoedingsprogramma’s in enkele hypervooruitstrevende scholen, blijft het een heel wazig begrip met uiteenlopende definities. Het volstaat om op uw browser dit woord even in te typen om zich daarvan rekenschap te geven.
Het begrip genderidentiteit is tweeledig en plaatst ons om te beginnen voor twee vraagstellingen. De eerste luidt: wat is de inhoudelijke, oorspronkelijke of etymologische betekenis van het woord “gender”? In het officiële Nederlands bestaat dit woord (nog?) niet. Waarschijnlijk benadert “genus” het best dit begrip. “Gender” is een Engelstalige term die verwijst naar het geslacht van woorden en niet van mensen (dan spreekt men van “sex”). De term “gender” wordt nog verwarrender in het Frans, waar het wordt vertaald door het woord “genre”, dat veel verschillende betekenissen heeft: het wordt gebruikt in de litteratuur, de kunst, de taxonomie, de filosofie, de muziek, … De indeling in twee geslachten daarentegen maakt deel uit van de menselijke psychologie of het onderbewustzijn, hetgeen in veel talen heeft geleid tot een verplichte grammaticale verdeling, niet alleen van de levende wezens, maar ook van de voorwerpen en zelfs van de abstracte begrippen. Sommige woorden die men om diverse redenen niet met een geslacht associeerde worden in bepaalde talen behandeld als “onzijdig”. Deze veralgemeende dualiteit vindt men ook terug in de oosterse idee over “ying” en “yang”, die eveneens een connotatie van seksualiteit hebben.
Het feit dat een abstract grammaticaal begrip gebruikt wordt in verband met de concrete geslachtelijkheid van mensen is op zich al eigenaardig. Nog eigenaardiger wordt het wanneer het gecombineerd wordt met “identiteit”. Een identiteit handelt normaal gesproken over objectief vaststelbare en vaststaande gegevens, die daarenboven een maatschappelijke functionaliteit hebben die relevant of belangrijk genoeg is. Courant gebruikte voorbeelden zijn: de geboortedatum, de afstamming, de domiciliering, de gevolgde studies, …: objectieve en verifieerbare gegevens dus, die van belang zijn om iemand te situeren in zijn maatschappelijke context. De tweede vraag luidt dus: over welk soort identiteitsgegeven gaat het hier: objectief, subjectief of fictief?
Daarop kunnen dan weer andere vragen volgen. Bv: wat is de bedoeling van de invoering van een gegeven zoals “genderidentiteit”, naast of ter vervanging van het gebruikelijke gegeven “geslacht”, waar totnogtoe de doorsnee sterveling geen moeite mee had? Wil men bereiken dat op inschrijvings- of sollicitatieformulieren en dergelijke het vakje “geslacht” vervangen wordt door een aantal lijnen waarin de gegadigden worden verzocht hun “genderidentiteit” uiteen te zetten? Gaat men soms ook niet meer informeren naar de geboortedatum, maar de vraag stellen: “hoe oud voelt u zich?”. Of zal men waar voorheen het adres moest worden ingevuld, zijn lievelingsoord moeten omschrijven? Zelfs fanatieke genderideologen beschikken waarschijnlijk nog over voldoende realiteitsbesef om de absurditeit hiervan in te zien. Wat willen zij dan wel bereiken? Streven zij naar een maatschappij waarin subjectieve erotische en andere gevoelens primeren op biologisch en maatschappelijk vaststaande feiten? Waarom of waartoe?
Maar laten we eerst een antwoord trachten te vinden op de tweede hiervoor gestelde vraag: over welk soort identiteitsgegeven gaat het? Hiertoe zullen we enkele omschrijvingen naar voor halen, die we lukraak van het internet hebben geplukt. Volgens de jongerensite “Gender in de blender” betekent het: “de innerlijk beleefde manier van vrouw en/of man zijn”. “Wikipedia”: “Deze geslachtelijke identiteit is dus het gevoel lichamelijk tot een bepaalde sekse, dan wel emotioneel en/of maatschappelijk tot een bepaalde gender te behoren”. Om deze definitie goed te begrijpen moeten we eveneens vermelden wat volgens Wikipedia verstaan moet worden onder “gender”. Wij citeren: “… het is een politiek beladen begrip, waardoor de betekenis onstabiel is. Maar in de meest algemene definitie refereert gender aan de gevarieerde en complexe afspraken tussen mannen en vrouwen. Het begrip omvat de organisatie van reproductie, de seksueel bepaalde scheidingen van toegang tot de arbeid en de zorg voor kinderen en de culturele definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid.” Op de site van de “Genderstichting” uit Gent vinden we de volgende verklaringen: “Het gevoel man en/of vrouw te zijn in al deze aspecten heet dan genderidentiteit, of met andere woorden: genderidentiteit is de psychische beleving man en/of vrouw te zijn.” En: “Aan het ontstaan van genderidentiteit gaat heel wat vooraf, het is een langdurig en complex proces dat beïnvloed wordt door zowel biologische, opvoedkundige en sociale factoren. Het is een proces dat aanvangt bij de verwekking en eindigt in de volwassenheid.”
We kunnen hier niet alles aanhalen wat er de laatste jaren over gender en de daaraan gekoppelde “identiteit” geschreven werd. Op korte tijd zijn in de westerse wereld de genderverenigingen blijkbaar als paddenstoelen uit de grond gerezen, met een groeisnelheid die meestal in de informaticasector te vinden is. In ieder geval is het duidelijk dat het over een gevoel of een persoonlijke beleving gaat die “intern” is. Hieruit kunnen we besluiten dat het over een subjectief gegeven gaat (afhankelijk dus van een bepaald subject of individu) en niet over iets dat met volledige zekerheid “objectief” kan vastgesteld worden door anderen. “Fictief” mag men het echter niet noemen, vermits het “iets” is dat eigen is aan ieder normaal mens. Bij de overgrote meerderheid stemt dat “iets” ongeveer overeen met hun biologische geslachtelijkheid en de hieraan verbonden maatschappelijke verwachtingspatronen. Maar het zou dwaas en hypocriet zijn te ontkennen dat er mensen zijn waarbij dit niet geval is. Dat is een feitelijkheid die zich sinds onheuglijke tijden voordoet binnen het mensdom (zoals men bv. uit de Bijbel kan afleiden). Daar wringt het schoentje dus niet.
Bedenkelijk is echter dat een subjectief gegeven de status van “identiteit” wordt toegewezen. Zulke terminologie tast de betekenis van dit woord aan, zoals het woord homohuwelijk de betekenis van het woord “huwelijk” vervalst. Het gaat hier immers niet over een “identiteit”, maar over een “identificering”, via een psychologisch proces waardoor men mentaal een andere geslachtelijke categorie kan aannemen dan de biologische die men van nature heeft meegekregen. “Transgenders” trachten die innerlijke geslachtstransformatie ook lichamelijk gestalte te geven (ten koste van veel pijn en geld). Een identiteit daarentegen, in de gangbare betekenis van het woord, is het resultaat van een combinatie van objectief vaststelbare gegevens, die de “maatschappelijke identificatie of identiteitsbepaling” van de betrokken persoon mogelijk maken. Identiteitsbepalingen zijn sleutelelementen van het maatschappelijk leven. Een van de samenstellende basisgegevens ervan is het biologische geslacht. Als men dit vervangt door een subjectief intern gegeven, dan heeft dat verstrekkende gevolgen binnen de samenleving, vanaf de familieverbanden tot in de sociale organisatie en de wetgeving. De individuele processen van geslachtsverandering krijgen aldus een veralgemeende repercussie die het natuurlijk maatschappelijk bestel overhoop zet en die fataal dreigt af te lopen.
We kunnen bijgevolg besluiten dat de benaming “genderidentiteit” een artificiële woordconstructie is, bestaande uit twee termen die iets anders weergeven dan wat er normalerwijze mee bedoeld wordt. Wat wil men daarmee bereiken? Wie heeft daar belang bij? Wat zijn de voorzienbare gevolgen? Waarom hanteert de genderideologie een woordgebruik dat betekenissen vervalst? Met deze laatste vraag benaderen we de kern van de hier geschetste problematiek. De hele genderkwestie is immers zonneklaar onderdeel van een ideologische manipulatie op wereldschaal, geschraagd door financieel machtige groepen. Oorspronkelijk stamt het begrip “gender” uit het feminisme en werd het gebruikt om de bestaande rollenpatronen van beide geslachten aan de kaak te stellen. Dit was tot op zekere hoogte een achtenswaardig streven, maar gaandeweg werden de goede bedoelingen overschaduwd door de eisenbundels van het huidig militant feminisme, met op kop het “recht” op abortus. Hiermee kwam het feminisme helemaal in het vaarwater van het atheïstisch materialisme dat zijn visies langzaam maar zeker mondiaal wil doordrukken, via massale mediagesteunde hersenspoelingen en de daaruit resulterende wetswijzigingen. Die worden vervolgens verheerlijkt als progressieve verworvenheden en het verzet ertegen wordt met een marxistische terminologie als “reactionair” verketterd.
Het is interessant om op te merken hoe het materialisme, dat zich meestal bedient van het darwinisme, zich hierbij tegenspreekt. Volgens deze laatste theorie zouden de “genderrollen” immers het gevolg zijn van een spontane evolutie en dus volledig “natuurlijk” zijn. De genderideologie waarmee ditzelfde materialisme nu uitpakt spreekt dit echter formeel tegen, want hierin spreekt men over “maatschappelijk gestuurde” en gemakkelijk omkeerbare rollenpatronen. De waarheid ligt natuurlijk ergens in het midden. Veel rollenpatronen ontstaan spontaan, terwijl andere eerder maatschappelijke conventies zijn, die afhangen van al of niet relevante culturele factoren. Maar aan waarheden hebben manipulerende ideologen uiteraard geen boodschap.
De manipulatie van begrippen is zo oud als de mensheid. In het Genesisverhaal lezen we hoe de duivel het de eerste mensen voordeed. Hetgeen nu gebeurt met de hier beschreven “gendermanipulatie” sluit naadloos aan bij dit verhaal. God schiep de mens onder de vorm van twee geslachten, via een lang evolutionair proces. De bedoeling van de geslachtelijkheid is het leven in ideale omstandigheden door te geven, terwijl deze natuurlijke seksualiteit ook een natuurlijk rollenpatroon meebracht, waarin man en vrouw complementair zijn aan elkaar. De basisopdracht van de vrouw hierin is de zorg voor het nieuwe leven vanaf de conceptie en die van de man is het om dit nieuwe leven en zijn gezin te omringen met de noodzakelijke bescherming en materiële voorzieningen. In de praktijk is er uiteraard een overlapping van deze opdrachten, vooral in maatschappijen met een grote mate aan automatisering en moderne apparatuur. Maar een man kan uiteraard niet zwanger worden, baren en zogen, terwijl de meeste vrouwen niet over de lichamelijke en mentale mogelijkheden beschikken om de rol van de man op een efficiënte wijze volledig over te nemen. Daarmee is in het kort de natuurlijke rollenrealiteit geschetst.
Mensen die om een of andere reden, waarvoor tot nog toe geen afdoende wetenschappelijke verklaring is gevonden, niet beantwoorden of willen beantwoorden aan deze natuurlijke realiteit, verstoren de maatschappelijke ordening die hieruit voortvloeit. De moderne maatschappij mag daar natuurlijk niet op reageren, zoals in Bijbelse tijden, met intolerante maatregelen en zeker niet op gewelddadige wijze. Dit zou alleen maar in de kaart spelen van ideologische ontsporingen zoals de genderideologie. Zij bedient zich van minderheidsgevallen om het hele maatschappelijk bestel op de helling te zetten, zonder zich te bekommeren over wat de meerderheid daarvan vindt of wat de gevolgen hiervan zijn. Haar werkwijze past perfect bij het “rechtendiscours”. Het verloop hiervan is intussen voldoende bekend: men creëert in de eerste plaats vrijheden op basis van zogenaamde “noodsituaties”, waarna men die vrijheden tot “rechten” verheft. Aldus wordt de weg geëffend om alle mogelijke afwijkende of ethisch onaanvaardbare neigingen en gedragingen niet alleen tolereerbaar te maken, maar daarenboven rechtskundig te ondersteunen.
Dit “rechtendiscours” wordt gekenmerkt door een typisch materialistische eenzijdigheid. Een normaal maatschappijbeleid is gebaseerd op een evenwichtige verdeling van rechten en plichten, in het bewustzijn dat beiden onafscheidelijk zijn. Hier worden echter “rechten” gecreëerd, zonder gewag te maken van plichten of verantwoordelijkheden voor degenen die hiervan zullen genieten. Erger nog, er worden aan die rechten plichten gekoppeld die op de schouders terecht komen van derden, die ongevraagd belast worden met de bescherming en zelfs het ondersteunen ervan. Het gevolg van deze georkestreerde maatschappelijke en rechtskundige omwenteling is dat de meest fundamentele natuurlijke mensenrechten en vrijheden, zoals het recht op leven, de gewetensvrijheid en het recht op een natuurlijk familieverband, geofferd worden op het altaar van artificiële rechten, zoals de zogenoemde “reproductieve (in feite antireproductieve) rechten” en de “homorechten” op huwelijk en adoptie.
Kinderen worden als gevolg hiervan goedschiks kwaadschiks verplicht tegen een vrouw die hun moeder niet is “papa” te zeggen of tegen een man die hun vader niet is “mama”. Welke sporen dit voor de rest van hun leven zal nalaten in hun psyche zal de genderideologen en hun acolieten worst wezen. Het enige wat telt is het zoveel mogelijk mondiaal doordrukken van hun gender-, holebi- en abortusideologie en het zoveel mogelijk omverwerpen van de waarden en maatschappelijke inzichten die onze samenlevingen en staatsstructuren vorm hebben gegeven, vooral de christelijke uiteraard. Iedere burger of burgeres wordt aldus op termijn gechanteerd om zaken die zij van nature als abnormaal, onrechtvaardig of zelfs afstotend vinden, minstens uiterlijk te beamen, op gevaar af van een vermindering van hun sociale status, of van geklasseerd te worden als zijnde “niet mee met hun tijd”, of om geconfronteerd te worden met rechtsvervolging en zelfs ontslag, zoals gebruikelijk in totalitaire staten. Ofwel hebben die ideologen nooit lessen getrokken uit de geschiedenis, die aantoont dat de ondergang van culturen en beschavingen veelal gepaard ging met een wijdverspreide seksuele ontaarding, ofwel moeten we aannemen dat die ondergang hun zorg niet is, ofwel is zij misschien juist hun bedoeling.
De verantwoordelijkheid van hen die de hier geschetste rechtspervertering bewerkstelligen, of oogluikend toestaan, is verpletterend en zal ongetwijfeld geschiedkundig worden afgestraft. Maar het zijn de huidige en eerstvolgende westerse generaties die de maatschappelijke miserie en het onschuldig lijden die hiervan het gevolg zijn zullen dragen.